Projecten Nederlandse Etnologie

 

De onderzoeksgroep Nederlandse Etnologie laat zich onderscheiden in vier thematische secties of aandachtsgebieden. Deze gebieden – Feest en Ritueel, Religieuze Cultuur, Materiële Cultuur en Orale Cultuur – zijn voortgekomen uit de traditionele volkskunde van de vorige eeuw. Inmiddels richt de etnologie zich op vragen die spelen in de hedendaagse samenleving met al haar culturele gelaagdheid.


Foto Irene Stengs: Detail van het Theo van Gogh monument, Linnaeusstraat Amsterdam, 4 november 2004.
Rechts een foto van Theo van Gogh, links een briefje gericht aan ‘Teo van Cogh’.

Feest en ritueel

Feestcultuur in Nederland (2003-2011)

Onderzoek naar ‘Hedendaagse Feestcultuur in Nederland’. Uitgangspunt hierbij is Nederland als multiculturele samenleving. Door middel van etnografische beschrijvingen en analyses van de feesten en vieringen van verschillende groepen en gemeenschappen worden relevante maatschappelijke, historische en culturele ontwikkelingen aan de orde gesteld. Aan de hand van een aantal centrale thema’s en vragen wordt in verschillende (deels te publiceren) bundels ingegaan op waarom en op welke wijze de betreffende vieringen voor de betrokkenen betekenisgevend zijn. Afhankelijk van de aard van de viering zullen de bijdragen ingaan op de hedendaagse wijze van vieren, de historische ontwikkeling van het feest, de geografische verspreiding, regionale variaties en de ontwikkeling van het feest in zijn maatschappelijke context. Daarnaast zal een aparte bundel aan thematische verkenningen worden gewijd, met als doel een aantal dwarsverbanden in hedendaagse feestcultuur te kunnen leggen.
Resultaten in 2011: 5 wetenschappelijke publicaties, 5 wetenschappelijke lezingen, 5 populair-wetenschappelijk publicaties, 2 populair-wetenschappelijke lezingen, 1 MAscriptie, veldwerk.
Medewerker: I. Stengs (projectleider/uitvoerder).

Sinterklaas en Santa Claus in Nederland. Winterse feestcultuur en nationale identiteit, c.1850 – heden. (2007-2011)

Een van de momenten waarop veel Nederlanders zich ervan bewust zijn vorm te geven aan ‘Nederlands cultureel erfgoed’ is tijdens het sinterklaasfeest. Dit neemt niet weg dat Kerstmis tegenwoordig in Nederland als het belangrijkste feest van het kalenderjaar beschouwd wordt. Doel van dit project is het schrijven van een Engelstalige monografie over de complexe verhouding tussen de betekenissen van beide winterfeesten vanaf ongeveer het midden van de 19e eeuw tot heden, niet alleen in Nederland zelf, maar ook in de toenmalige koloniën. Leidende vraag daarbij is hoe de constructie en beleving van ‘nationale identiteit’ zich verhouden tot concurrerende mechanismen van betekenisgeving en identiteitsvorming, zoals percepties van ‘buitenlandse’ feestcultuur en van de invloed van de commercie, van stedelijke en plattelandscultuur, de cultuur van de verschillende confessionele denominaties en van maatschappelijke lagen en van de cultuur van nieuwe Nederlanders.
Resultaten in 2011: 1 artikel in tijdschrift, 1 artikel in digitale nieuwsbrief, 5 lezingen, 1 boekbespreking.
Medewerker: J.I.A. Helsloot (projectleider/uitvoerder).

Materiële cultuur

De populariteit van traditionele Holland-symbolen. (2010-2011)

Sinds enige tijd is er een groot aanbod aan huishoudelijke artikelen, woonaccessoires en kleding met traditionele Holland-symbolen. Allerlei voorwerpen worden versierd met motieven van Delftse tegels, ‘Hollandse’ boertjes en boerinnetjes, molens, grachtenhuizen, klompen en tulpen, boerenbontruitjes en borduursels. Rood, wit en blauw zijn populaire kleuren. Het Nederlands Openluchtmuseum wil de populariteit van de Holland-symbolen als betekenisvol cultuurverschijnsel in de 21e eeuw documenteren en een verzameling van representatieve, kenmerkende voorbeelden aanleggen. Om zicht te krijgen op het fenomeen wordt door het Meertens Instituut een cultuurwetenschappelijke studie verricht, die het fenomeen beschrijft en analyseert. Vragen die in de studie beantwoord worden, zijn onder andere: Wat zijn Holland-symbolen? Sinds wanneer zijn zij populair en waar komt de populariteit vandaan? Wie zijn de consumenten van Holland-symbolen en waarom? Welke invloed hebben winkels en winkelketens die producten met Holland-symbolen verkopen? Welke producten betreft het en waarom? Welke invloed hebben ontwerpers? Spiegelt het fenomeen behoefte aan identiteitsvorming? Om wat voor identiteit gaat het dan? Project in samenwerking met het Nederlands Openluchtmuseum.
Resultaten in 2011: Het onderzoek is afgerond en T. Verloren van Themaat heeft onder begeleiding van S. Elpers een uitvoerig verslag geschreven en ingediend bij het Meertens Instituut en het NOM. Zij heeft bovendien op basis van haar onderzoek op het Meertens Instituut een masterscriptie geschreven aan de VU. De scriptie is beoordeeld met ‘cum laude’. Een wetenschappelijk artikel (peer reviewd) over het onderzoek, geschreven door T. Verloren van Themaat en begeleid door S. Elpers, is ter perse. Er is ook publiciteit geweest rond het onderzoek: S. Elpers heeft 3 interviews gegeven over het bestudeerde fenomeen (ANP, Trouw, PZC).
Medewerkers: S. Elpers (coördinatie en begeleiding), K. Schweizer (Nederlands Openluchtmuseum), T. Verloren van Themaat (uitvoering, stagiaire VU).

Erfenis van het verlies? Wederopbouwboerderijen en de culturele omgang met traditie, modernisering en de Tweede Wereldoorlog (2009-2012)

Het betreft een studie naar het spanningsveld tussen traditie en modernisering bij de wederopbouw van de in de Tweede Wereldoorlog verwoeste boerderijen en naar de belevingen daarvan door verschillende generaties. Vragen die hierbij gesteld worden zijn: Hoe ontstond dit spanningsveld tussen modernisering en traditie, welke krachten werkten daarin en in welke vorm kwamen deze tot uitdrukking? Hoe werd het spanningsveld door de direct betrokkenen ervaren? Hoe werden en worden de belevingen door de generaties heen doorgegeven en hoe veranderen de betekenistoekenningen in de perceptie van verschillende generaties? In hoeverre en hoe werd en wordt het spanningsveld tussen traditie en modernisering bij de wederopbouw door de betrokkenen toegeschreven aan de Tweede Wereldoorlog en de dikwijls traumatische ervaringen van verwoesting en verlies? Het project is qua discipline zowel historisch als etnologisch georiënteerd en kent raakvlakken met de architectuurgeschiedenis, de landbouwgeschiedenis en met erfgoedstudies. Project in samenwerking met het NIOD en ICG.
Resultaten in 2011: 1 wetenschappelijk artikel (peer-reviewed), 1 elektronische wetenschappelijke publicatie, 4 lezingen, 1 gastcollege, 1 organisatie van panel op internationale conferentie. S. Elpers heeft bovendien onderzoek verricht in verschillende archieven en veldwerk gedaan in het kader van haar promotieonderzoek. Zij heeft meerdere hoofdstukken van haar proefschrift geschreven. Verder heeft zij deelgenomen aan verschillende masterclasses over herinneringscultuur (Huizinga Instituut en Duitsland Instituut) en regelmatig deelgenomen aan de studiegroep ‘Dynamiek van de herinnering’ (UvA, VU en NIOD). Er is publiciteit geweest rond het onderzoek. Mede naar aanleiding van de databank ‘Wederopbouwboerderijen’ heeft S. Elpers regelmatig informatie over wederopbouwboerderijen en historische bronnen over wederopbouwboerderijen verstrekt (o.a. aan monumentenzorg op nationaal [Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed], regionaal en lokaal niveau).
Medewerkers: H.C. Dibbits (begeleider vanuit Meertens Instituut), S. Elpers (promovendus), P. Romijn (promotor NIOD).

Kleedgedrag en lichamelijkheid in Nederland, 1850 tot heden (2002- )

Het project richt zich op de Nederlandse samenleving vanaf circa 1850 tot heden, waarbij enerzijds de vervlochtenheid van kleedgedrag en dagelijkse omgangsvormen, zoals ze gepraktiseerd werden en worden onder de hogere klassen, zal worden getraceerd aan de hand van uiteenlopende bronnen. Hoe werd en wordt men geacht zich letterlijk en figuurlijk in deze kringen te bewegen en aan welke bewuste en onbewuste modellering is het lichaam, ter ‘distinctie’ van lagere maatschappelijke groeperingen als boeren en arbeiders onderworpen? Wezenlijk hierbij is de beeldcultuur: de samenhang van beeldende kunst en reclamemateriaal. Anderzijds zal worden nagegaan in hoeverre het exotiserende, al of niet negatieve beeld van boeren en arbeiders als het tegenbeeld van het kleedgedrag en de omgangsvormen onder de elite mag worden gekarakteriseerd.
Resultaten in 2011: 1 artikel in bundel
Medewerker: H.W. Roodenburg (uitvoerder).

Materiële cultuur in de zeventiende en achttiende eeuw. (1991-2015)

Onderzoek naar de materiële cultuur op basis van (onder andere) boedelbeschrijvingen uit de zeventiende en achttiende eeuw. Het onderzoek richt zich op de relatie tussen groepsculturen en lokale identiteit. Het begrip ‘materiële cultuur’ wordt in het project gedefinieerd als ‘de betekenisvolle manier waarop mensen omgaan met objecten’. Het betreft hier een koepel voor het onderzoek dat is begonnen voor en mede voortvloeit uit het proefschrift Vertrouwd Bezit. Materiële Cultuur in Doesburg en Maassluis, 1650-1800 van H.C. Dibbits uit 2001.
Resultaten in 2011: Workshop rond de boedelbank voor ca. 12 Academie-studenten (KNAW) i.h.k.v. een project van Universiteit Utrecht o.l.v. O. Gelderblom en J. Jonker. Coördinator van dit project was H. Deneweth, 1 invited lecture international conference (Berlijn).
Medewerker: H.C. Dibbits (uitvoerder).

Migratie en Materiële Cultuur: de interieurs van migranten en hun nakomelingen in de twintigste eeuw (2000-…)

Het project onderzoekt de rol van huisraad en huisinrichting bij de constructie van etnische identiteiten onder verschillende migrantengroepen. In hoeverre oriënteren de diverse groepen zich bij de inrichting van hun woonhuis op het land van herkomst? In hoeverre is er sprake van verschillen tussen groepen migranten, binnen de groepen en tussen generaties? Project in samenwerking met SISWO.
Resultaten in 2011: 2 lezingen, 1 gastcollege MA cursus Universiteit Utrecht
Medewerker: H.C. Dibbits (projectleider /uitvoerder).

Orale cultuur

DOC Volksverhaal (2006-2011 )

Het DOC Volksverhaal (DOC = Documentatie en OnderzoeksCentrum) houdt zich bezig met het documenteren, verzamelen en onderzoeken van volksverhalen en vertelcultuur in Nederland. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar de traditionele monocultuur van het platteland maar evengoed naar de moderne multicultuur van het verstedelijkte Nederland. Het DOC ambieert een interdisciplinaire werkgroep ‘Homo Narrans’ op te richten alsmede een internationale Folktale Database (i.s.m. de International Society for Folk Narrative Research). Voorts zoekt het samen met maatschappelijke partijen naar structurele financiering. Verhaalmateriaal uit de Meertens-collectie wordt gedigitaliseerd en gearchiveerd in de Nederlandse Volksverhalenbank, en nieuw veldwerk vult dit materiaal verder aan. Zie ook http://www.docvolksverhaal.nl.
Resultaten in 2011: Er verscheen een Engelstalig artikel in een internationaal tijdschrift over de resultaten die zijn geboekt vanuit het project ‘Communities Claiming Tales’. Voorts verzorgde Th. Meder samen met zijn Poolse collega V. Krawczyk-Wasilewska een panel op het SIEF congres in Lissabon. Er wordt nu gewerkt aan een bundel waarin de lezingen worden gepubliceerd. In 2011 zijn volksverhalen en metadata toegevoegd aan de Nederlandse Volksverhalenbank. Vanuit het DOC zijn verschillende projecten binnengehaald: FACT (NWO-CATCH), Tunes & Tales (e-Humanities, KNAW) en Oral Transmission (pilot Meertens Instituut), de laatste twee in samenwerking met L. Grijp – zie verder de projecten aldaar. De sollicitatieprocedures voor aio’s, postdocs en programmeurs namen aan het eind van het jaar veel tijd in beslag. In deze periode is M. van Zuijlen als documentaliste vrijgemaakt en toegevoegd aan de projecten FACT en Tunes & Tales. Het DOC heeft in 2011 drie stagiaires gehad.
Medewerkers: W. de Blécourt (research fellow / vrijwilliger), M. Brouwer (technisch ontwikkelaar), Th. Meder (manager / senior onderzoeker), M. van Zuijlen (documentaliste).

Orale Transmissie (2011-2016)

Orale Transmissie is een themagroep van het Meertens Instituut die tot doel heeft onderzoek te verrichten naar de mondelinge overlevering van volksverhalen en liederen (melodieën). In Orale Transmissie participeren drie onderzoeksprojecten: Tunes & Tales (Computational Humanities, KNAW), FACT (Folktales as Classifiable Texts; CATCH/NWO) en COGITCH (CATCH/NWO). Deze projecten hebben een focus op computational humanities, en beogen structuralistisch onderzoek op basis van twee databases: de Nederlandse Volksverhalenbank en de Liederenbank. Voorts is digitalisering van liederen en verhalen voorzien in nog aan te vragen, extern te financieren projecten (“Digi-Tunes” en “Digi-Tales”). Project in samenwerking met de Universiteit Twente, Radboud Universiteit, Fryske Akademy, Universiteit van Utrecht, Universiteit van Amsterdam en het Instituut voor Beeld en Geluid.
Resultaten in 2011: Voor de resultaten in 2011 zie de projecten Tunes & Tales (Computational Humanities, KNAW), FACT (Folktales as Classifiable Texts; CATCH/NWO) en COGITCH (CATCH/NWO).
Medewerkers: M. de Bruin (ontwikkelaar en digi-projectleider MI), L.P. Grijp (projectleider en onderzoeker MI), Th. Meder (mede-projectleider en onderzoeker), E. van der Grijn (collectiespecialist), P. van Kranenburg (postdoc), M. van der Peet (technisch ontwikkelaar), M. van Zuijlen (documentaliste).

Tunes & Tales (2011-2016)

Het doel van het Tunes & Tales project is tweeledig: 1. Het ontwikkelen van een formele representatie van melodieën en volksverhalen als (gelaagde) sequenties van motieven (elementaire bouwstenen). De kernvraag in dit subproject is: wat zijn melodische en narratieve motieven, en hoe kunnen melodieën en verhalen zo gerepresenteerd worden als een gelaagde opeenvolging van motieven in een data-structuur, dat het mogelijk wordt om de gegevens op een adequate manier computationeel te verwerken en analyseren. Een tweede vraag is of het mogelijk is om verhalen en melodieën uit de mondelinge overlevering automatisch te laten herkennen op basis van de motieven waaruit ze zijn opgebouwd. 2. Een model ontwerpen dat de variatie verklaart en voorspelt die optreedt in melodieën en verhalen gedurende het proces van mondelinge overlevering. Het projectteam bestaat uit twee aio’s, een postdoc en een wetenschappelijk programmeur. Zie http://ehumanities.nl/tunes-tales. Project in samenwerking met de Fryske Akademy, Universiteit van Amsterdam, Universiteit Twente, Universiteit Utrecht en Radboud Universiteit.
Resultaten in 2011: P. van Kranenburg is aangesteld als postdoc. Er hebben sollicitatierondes plaatsgehad om de twee aio’s voor Tunes & Tales te selecteren. Aangesteld zijn B. Janssen (Tunes) en F. Karsdorp (Tales). Ook M. van Zuijlen is als documentaliste aan het project toegevoegd, en zij heeft in 2011 motiefnummers uit de Motif-Index van Thompson toegevoegd aan de Nederlandse Volksverhalenbank, zodat hierna via ‘machine learning’ de computer getraind kan worden in het herkennen van motieven en motiefsequenties. In 2011 zijn voorts vergaderingen en andere bijeenkomsten van de e-Humanities groep bijgewoond door L. Grijp, P. van Kranenburg en Th. Meder. Th. Meder heeft enkele korte presentaties en een langere lezing gegeven over e-humanities, volksverhalen en de projecten FACT en Tunes & Tales. P. van Kranenburg heeft een journal paper afgerond en ingediend bij Journal of New Music Research. Twee andere tijdschriftartikelen, waar hij tweede auteur van is, zijn ingediend bij Musicae Scientiae en bij het Tijdschrift van de Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis. Deze laatste zijn reeds geaccepteerd voor publicatie. Verder publiceerde hij twee conferentiepapers en diende hij enkele abstracts in voor conferenties in 2012. Van september t/m november is nauw samengewerkt met de Canadese etnomusicoloog dr. D.P. Biró. Hij was op research visit aan de Universiteit Utrecht. Zijn onderzoek naar melodiepatronen in orale en semi-orale tradities is zeer relevant voor Tunes & Tales. Er zijn plannen gemaakt voor toekomstige samenwerking, waar ook het MUSIVA-project van dr. A. Volk aan de Universiteit Utrecht bij betrokken is.
Medewerkers: L.P. Grijp (projectleider / promotor), Th. Meder (projectleider / co-promotor), A. van den Bosch (adviseur / promotor Radboud Universiteit), M. de Bruin (database administrateur), E. van der Grijn (collectiespecialist), H. Honing (adviseur / promotor Universiteit van Amsterdam), B. Janssen (aio Tunes), F. de Jong (Universiteit Twente), Folgert Karsdorf (aio Tales), P. van Kranenburg (postdoc / co-promotor), M. Theune (adviseur / co-promotor Universiteit Twente), R. Veltkamp (Universiteit Utrecht), A. Versloot (adviseur / promotor Fryske Akademy), F. Wiering (Universiteit Utrecht), M. van Zuijlen (collectiespecialist).

FACT: Folktales as Classifiable Texts (2011-2015)

In het FACT project wordt er software ontwikkeld die het mogelijk maakt om de Nederlandse Volksverhalenbank automatisch te verrijken met meta-data als taal, namen, trefwoorden, genre, een samenvatting en een catalogusclassificatie als volksverhaaltype. Er zullen tools worden ontwikkeld die zullen worden geïntegreerd in de database. Daarnaast zal er onderzoek worden verricht naar classificatie-systemen en de mogelijkheid om de computer corpora aan volksverhalen automatisch te laten classificeren en clusteren, bij voorkeur op inzichtelijker manieren dan het voorheen door mensen is gedaan. De classificatie-algoritmes die in dit project worden ontwikkeld zullen als gebruiksvriendelijke tools worden toegevoegd aan de database om annotatie en onderzoek van het volksverhaalcorpus te vergemakkelijken. Door van de verschillende tools gebruik te maken, wordt het mogelijk om de variabiliteit in mondelinge en schriftelijke overlevering te bestuderen, en kan er meer inzicht verkregen worden in de voor- en nadelen van menselijke en geautomatiseerde classificatie en clustering. Het projectteam zal bestaan uit een aio, een postdoc en een wetenschappelijk programmeur. Project in samenwerking met de Universiteit Twente.
Resultaten in 2011: In 2011 zijn sollicitatierondes gehouden en zijn uiteindelijk een postdoc en een wetenschappelijk programmeur geworven.  M. van Zuijlen heeft een inventarisatie gemaakt van lacunes aan invoer in de Nederlandse Volksverhalenbank, en heeft een plan gemaakt voor verdere digitalisering en invoer. Enerzijds om de Volksverhalenbank van meer trainingsmateriaal voor ‘machine learning’ te voorzien, maar ook om digitaal materiaal paraat te hebben om de tools te testen op hun kwaliteiten. Zelf is M. van Zuijlen inmiddels begonnen met toevoeging van volksverhalen uit Noord-Brabant. Th. Meder heeft  enkele korte presentaties en een langere lezing gegeven over volksverhalen en e-humanities, de projecten FACT en Tunes & Tales. Hij heeft zich daarbij onder meer verdiept in de structuralistische theorieën van Propp, Greimas en Dundes.
Medewerkers: A.van den Bosch (co-promotor Radboud Universiteit Nijmegen), D. Hiemstra (Universiteit Twente), F. de Jong (promotor Universiteit Twente), Th. Meder (senior onderzoeker), I. Muiser (wetenschappelijk programmeur), M. Theune (co-promotor Universiteit Twente), D. Trieschnigg (postdoc), M. van Zuijlen (documentalist).

COGITCH: COgnition Guided Interoperability beTween Collections of musical Heritage

COGITCH heeft tot doel om de muziekarchieven van het Meertens Instituut en het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en andere verspreide bronnen beschikbaar te maken via een interoperabel zoeksysteem, waar zowel het grote publiek als muziekwetenschappers gebruik van kunnen maken. Hiervoor moeten opnames worden gedigitaliseerd en geannoteerd met semantische metadata. Een essentieel onderdeel van COGITCH is een vorm van ‘content-based retrieval’ waarmee naar muziek gezocht kan worden op basis van muzikale kenmerken die door de beoogde gebruikers als relevant worden gezien. In de ontwikkeling van de retrieval methodes wordt een top-down benadering gebruikt, van muzikale kennis en cognitieve psychologie naar het identificeren en verwerken van geluidskenmerken. COGITCH kent drie met elkaar verweven doelstellingen: * het ontwerpen en ontwikkelen van een nieuwe ‘crowdsourcing’ infrastructuur waarin luisteraars annotaties kunnen aanbrengen, waaruit relevante kenmerken kunnen worden afgeleid; * de ontwikkeling en implementatie van nieuwe muzikale ‘thumbnail extractors’ en muziekgelijkenis-methodes, gebaseerd op deze cognitief relevante kenmerken; * de ontwikkeling van een generieke, interoperabele zoekinfrastructuur om de collecties van beide instellingen te ontsluiten, met gebruikmaking van ‘content-based retrieval’-methodes. Zie ook: http://www.cs.uu.nl/research/projects/music. Deelproject van ‘Orale Transmissie’, in samenwerking met: Universiteit Utrecht-Informatica, Universiteit van Amsterdam-Muziekcognitie, Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en de Nederlandse Publieke Omroep.
Resultaten in 2011: in 2011 zijn sollicitatierondes gehouden en werden een postdoc, een AiO en een wetenschappelijk programmeur geworven, die in 2012 aan de slag gaan. Hiermee is het team compleet. Op het Meertens Instituut werd het e-Laboratory Oral Culture opgericht, waarin drie samenhangende projecten op het gebied van orale cultuur samenwerken: COGITCH (CATCH/NWO), FACT (CATCH/NWO) en Tunes & Tales (Computational Humanities/KNAW). Er werd een begeleidingscommissie opgericht.
Medewerkers: J. van Balen (aio), D. Bountouridis (wetenschappelijk programmeur), M. Brinkerink (Beeld en Geluid), M. de Bruin (projectleiding Nederlandse Liederenbank), A. Burgoyne (Universiteit van Amsterdam), L.P. Grijp (expert Muziekwetenschap), E. Herder (NPO), H. Honing (UvA), P. van Kranenburg (expert Computational Musicology), J. Oomen (Beeld en Geluid), R. Veldkamp (UU Computer Science), A.Volk (UU Computer Science), F. Wiering (UU Computer Science).

Verhaalrepertoires en vertelcultuur (1995-…)

Onderzoek naar de vertelcultuur in Nederland, en naar de verhaalrepertoires van individuele personen en van groepen in de huidige (multiculturele en pluriforme) samenleving.
Resultaten in 2011:In het kader van dit project werden vijf lezingen en gastcolleges gegeven, waarvan drie in het Nederlands en twee in het Engels; de onderwerpen stonden steeds in verband met volksverhalen en betroffen: erfgoed, identiteit, multiculturaliteit, jeugdliteratuur en de Volksverhalenbank. Eén lezing werd gegeven op het SIEF congres in Lissabon, en maakte deel uit van een door Th. Meder en V. Krawczyk-Wasilewska georganiseerd panel ‘Shaping Vitual Lives: Identities on the Internet’. In dit panel zaten negen sprekers en Th. Meder is thans hoofdredacteur van de uit te geven bundel met artikelen. Hij werkt daarbij samen met V.Krawczyk-Wasilewska, A. Ross en A. Stoicescu.
Medewerker: Th. Meder (uitvoerder).

Popularization and media strategies (1700-1900) (2010-2014)

Het project analyseert het proces van selectie en aanpassing in Nederlandse populaire literatuur uit de achttiende en negentiende eeuw. Doel is onder meer om vast te stellen of veranderingen in de productie en distributie samenvielen met inhoudelijke veranderingen. Liedjes en centsprenten staan bij dit onderzoek centraal. Een belangrijke achterliggende vraag van dit project is of het populariseringsproces heeft geleid tot een toenemende eenvormigheid of juist een grotere diversiteit van de populaire cultuur in Nederland. Project in samenwerking met de Universiteit Utrecht -OGC.
Resultaten in 2011: Samen met medewerkers van het OGC-project “The Nation and Its Other: The Emergence of Modern Popular Imagery and Representations” werd op 18 november het seminar “The Dynamics of Early Popular Print and Visual Media” in Utrecht georganiseerd, waar een postdoc en AiO van het Meertens Instituut voordrachten hielden. Postdoc R. Harms publiceerde voorts een artikel over vroegmoderne populariseringsprocessen in Vooys.
Medewerkers: J. Salman (projectleider OGC), L.P. Grijp (promotor), R. Harms (OGC), T. Verheij (OGC).

Achttiende-eeuwse bellenspeelklokmuziek in Nederland (2009-2014)

Dit onderzoek richt zich op het muziekrepertoire van bellenspeelklokken in achttiende-eeuwse Nederlandse huiskamers en daarmee ook op het achttiende-eeuwse muziekrepertoire in Nederland in algemenere zin. In deze periode hadden steeds meer mensen een klok in hun bezit, die elk (half) uur een melodie speelde. Een groot aantal van zulke klokken is overgebleven; deze vormen een belangrijke bron in onderzoek naar achttiende-eeuwse muzikale smaak in Nederland. Er wordt geïnventariseerd welke melodieën door de klokken gespeeld werden en hoe dit zich verhoudt tot andere achttiende-eeuwse repertoires. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan wie de eigenaren van de klokken waren en wat hun invloed was op de muziekkeuze. Bovendien wordt gekeken naar hoe bestaande melodieën gearrangeerd werden voor de speelklokken en naar wat we kunnen leren over historische uitvoeringspraktijk van deze muziekprogramma’s.
Resultaten in 2011: 2 lezingen
Medewerkers:  L.P. Grijp (promotor, begeleider), M. Lefeber (OiO).

Religieuze cultuur

Shrines and Pilgrimage (2006-2015)

Etnologisch en historisch onderzoek naar heilige plaatsen, de verering van personen en objecten en bedevaart en pelgrimage en de samenhangende materiële cultuur in de Nederlandse en Westerse samenleving.
Resultaten in 2011: organisatie en keynote lezing tijdens een internationaal congres in Antwerpen; keynote lezing tijdens een internationaal symposium in London, 1 hoofdstuk in wetenschappelijke bundel.
Medewerker: P.J. Margry (onderzoeker).

Apparitions in Contestation (2006-2015)

Onderzoek naar rand-katholieke groepen en bewegingen die zich met name concentreren rond (niet-erkende) devoties en Mariaverschijningen en die zich op contestatief-heterodoxe wijze articuleren in geschriften, via boodschappen of door optredens en zich daarbij vooral verzetten tegen modernistische thema’s en ontwikkelingen in kerk en samenleving. Deelproject van ‘Shrines and Pilgrimage’.
Resultaten in 2011: Lezingen, onderwijs en artikelen, onder andere aan de University of California.
Medewerker: P.J. Margry (onderzoeker)

De dynamiek van religieuze hervormingen in kerk, staat en samenleving in Noord-Europa, c. 1780-c.1920 (2007-2013)

Dit project creëert een platform waarmee vier academische instellingen een internationale en interdisciplinaire samenwerking tot stand brengen op het terrein van de religieuze geschiedenis. Het doel is om vanuit verschillende invalshoeken de wijzen waarop de kerkelijke hervormingsagenda werd uitgevoerd in Engeland, Ierland, Nederland, België, Scandinavië en Duitsland tussen 1780 en 1920 te onderzoeken, alsmede de impact die dit had op de verhoudingen tussen kerk en staat en op de invloed die de kerken hadden, als resultaat daarvan, op de samenleving als geheel. Project in samenwerking met: Vrije Universiteit Amsterdam, Centre for the Comparative Study of Modern British and European Religious History, University of Wales (Lampeter), Documentation and Research Center for Religion, Culture and Society, KADOC-K.U. Leuven (Leuven).
Resultaten in 2011: Voorbereiding uitgave van de delen 3 en 4; schrijven van een artikel voor deel 5 On Piety.
Medewerkers: J.van Eijnatten (VU Amsterdam), J. De Maeyer (Kadoc Leuven), P. J. Margry (coördinator).

Implicit Religion (2006-2015)

Onderzoek naar min of meer verborgen of impliciete vormen van religiositeit in het dagelijks leven, welke niet uit traditionele, kerkelijke vormen van religie (lijken te) voort te komen (bijv. civil religion, stilte en new religious movements).
Resultaten in 2011: Bundel: Margry, P.J. & Sánchez-Carretero, C. (Eds.). (2011). Grassroots Memorials: The Politics of Memorializing Traumatic Death (Remapping Cultural History). New York: Berghahn. Verder 1 hoofdstuk in wetenschappelijk tijdschrift, 2 hoofdstukken in wetenschappelijke bundel (reviewed), 2 lezingen als keynote spreker, 2 overige lezingen en onderwijs.
Medewerker: P.J. Margry (onderzoeker)

Memorialization, Self and Society (2006-2015)

Binnen dit project wordt onderzoek gedaan naar de betekenissen en de religieus-rituele en politieke dimensies van processen van ‘memorialisering’ rond personen, zaken of gebeurtenissen in de hedendaagse Westerse samenleving.
Resultaten in 2011: 1 hoofdstuk in wetenschappelijk tijdschrift, 1 hoofdstuk in wetenschappelijke bundel
Medewerkers: P.J. Margry (onderzoeker), C. Sánchez-Carretero (Spanish National Research Council).

Vererfgoediseringsprocessen langs de Camino naar Santiago de Compostela: routedeel Santiago-Fisterra-Muxia (2010-2012)

Dit project behelst een interdisciplinair samenwerkingsverband vanuit de etnologie, geschiedenis en cultureel erfgoed studies. Binnen de context van cultureel erfgoedprocessen wordt onderzoek gedaan op drie hoofdthema’s: 1. De identificatie van cultureel erfgoed langs het ‘laatste’ deel van de Camino en de vaststelling van vererfgoediseringsprocessen. 2. Analyse van de effecten van de bedevaart op het gebied langs de route. 3. Analyse van de Fisterra/Muxia mythe als zijnde de ultieme bestemming van de pelgrimage, alsmede van de productie van nieuwe kennis over het cultuurlandschap. Het antropologisch/etnologische deel van het project is gewijd aan: 1. het vaststellen of specifieke elementen van cultureel erfgoed door de bevolking wordt beschouwd als het ‘hunne’; 2 identificeren van de rituele praktijken, de oudere, maar juist ook de nieuw gecreëerde, al dan niet in samenhang met New Age spiritualiteiten; 3 identificatie van elementen die ingezet kunnen worden bij de valorisatie van de impact van de bedevaart op de regionale cultuur en zijn vertegenwoordigers. Project in samenwerking met het Heritage Laboratory (LaPa) Santiago (Es).
Resultaten in 2011: Opstelling internationale vragenlijst in drie talen; bewerking tot online applicatie; bouw website.
Medewerkers: C. Sánchez-Carretero (projectleider LaPa research center P. Sarmiento, Santiago), P. J. Margry (onderzoeker).

Overige projecten

‘The Crying Dutchman’. Een historische etnologie van de Nederlanders en hun emoties (2009-2012)

Nederlanders zien zichzelf graag als nuchter, zelfs ‘calvinistisch’, en ze worden door buitenlanders dikwijls met dezelfde ogen bezien. Maar zijn ze zo calvinistisch, laten ze hun emoties zo zelden gaan? Of het nu de media, de sport of de huidige politiek betreft, het geroemde nuchtere ‘volkskarakter’ lijkt voorgoed verdwenen. Of heeft het misschien niet eens bestaan? In dit project wordt het spoor terug gevolgd, wordt een emotionele geschiedenis van de Nederlanders geschreven, met bijzondere aandacht voor de dominees en het kerkvolk, voor acteurs en schilders en hun publiek en voor het achttiende-eeuwse sentimentalisme dat veel langer aanhield in Nederland dan altijd is aangenomen en nagenoeg overvloeide in de romantiek. Wat zagen Weber en Huizinga verkeerd? En wat levert een blik van onderen op? Binnen dit project wordt gewerkt aan een zesdelige reeks A Cultural History of the Senses. dl. III (“The Renaissance’). Het betreft een ‘state of the art’ van het internationale onderzoek naar de geschiedenis van de zintuigen, gecoördineerd door C. Classen (Concordia University, Montreal), te verschijnen bij Berg Publishers, Londen. Redactie derde deel (‘The Renaissance’) door H.W. Roodenburg. Tevens is in 2011 het Amsterdam Centre for Cross-Disciplinary Emotion and Sensory Studies opgericht. Het centrum ter stimulering van het Nederlandse onderzoek naar de emoties en de zintuigen. ACCESS staat open voor antropologen, etnologen, sociologen, psychologen, historici, kunsthistorici, literatuurhistorici en neurowetenschappers. Regelmatig worden colloquia en lezingen door buitenlandse onderzoekers georganiseerd. Ook worden onderzoeksaanvragen voorbereid, in samenwerking met de Vrije Universiteit.
Resultaten in 2011: 2 hoofdstukken in bundels, diverse lezingen.
Medewerker: H.W. Roodenburg (onderzoeker).
 

Heritage Dynamics: Politics of Authentication and Aesthetics of Persuasion in Brazil, Ghana, South Africa and the Netherlands (2008-2012)

Dit interdisciplinaire, internationale NWO-project richt zich op a) de situering van cultureel erfgoed in multi-culturele arena’s b) de vervlechting van cultureel erfgoed met burgerschap en identiteit c) strategieën om cultureel erfgoed als ‘authentiek’ en ‘werkelijk’ te doen overkomen (‘politics of authentication’) d) de mate waarin cultureel erfgoed al of niet als zodanig ervaren wordt (‘aesthetics of persuasion’). Het betreft een vergelijkend project (Nederland, Ghana, Brazillië, Zuid-Afrika). Door de combinatie van 1) een diepgaande analyse van de processen waarin culturele canons in ontwikkeling worden gemedialiseerd, met 2) empirisch onderzoek hoe cultureel erfgoed door mensen wordt geïnternaliseerd en zelfs letterllijk geïncorporeerd, wil dit project 3) een comparatief raamwerk ontwikkelen en 4) het cultuurwetenschappelijke onderzoek nieuwe mogelijkheden laten verkennen buiten de geijkte constructivistische en essentialiserende benaderingen van cultureel erfgoed. Het project omvat drie promotieplaatsen, gefinancieerd door NWO. Samenwerking met de Vrije Universiteit en de Amsterdam School for Social Research (ASSR).
Resultaten 2011: Panel ‘Cultural Heritage and Corporeality’ tijdens SIEF-conferentie People Make Places: Ways of Feeling the World: Lissabon (2011, april 19). Zie verder de resultaten bij het project ‘Past Matters’.
Medewerkers: M.P. Adinolfi (Brazilïe), M. Balkenhol (promovendus), D. Jethro (Zuid Afrika), B. Meyer (Vrije Universiteit Amsterdam), M. van der Port (ASSR), H. Roodenburg (coördinator), M. Witte (Vrije Universiteit Amsterdam).

Past matters – Slavery, emplacement and the body politic in the Netherlands (2008-2012)

In de afgelopen decennia is de trans-atlantische slavernij steeds meer onderdeel geworden van de geformaliseerde nationale herinneringscultuur in Nederland. Er zijn nu een aantal monumenten, de slavernij is onderdeel van een nieuw samengestelde historische canon, en er is een onderzoeksinstituut voor onderzoek naar slavernij. Dit project onderzoekt hoe en waarom deze omwentelingen plaats hebben gevonden. Specifiek wordt in het project gekeken naar de manieren waarop het verleden vorm krijgt. Aan de ene kant refereert dat aan de veranderende belangstelling voor slavernij in politieke dynamieken van representatie, of de manier waarop slavernij vormt krijgt in het politieke domein. Aan de andere kant staat in deze processen de vraag centraal hoe het verleden materiële vorm aanneemt – in specifieke gebouwen of, in een bredere zin, de architectuur en de ordening van de urbane ruimte in de voormalige koloniale metropool, in monumenten, en begraafplaatsen, maar ook in het eten, in kleding, of in het lichaam zelf en in emoties. Door te kijken naar de manieren waarop het verleden vorm krijgt in Nederland draagt het project bij aan recent onderzoek naar materiële cultuur. Het zal tot een beter begrip komen van hoe nieuwe vormen politieke subjectiviteit voort komen uit een ensemble van processen van dekolonisatie, de formatie van cultureel erfgoed en een veranderende ‘politics of belonging’ in Nederland. Dit PhD project is onderdeel van het onderzoeksprogramma ‘Heritage Dynamics. Politics of Authentication and Aesthetics of Persuasion in Brazil, Ghana, South Africa and the Netherlands’, een cooperatie tussen de Vrije Universiteit Amsterdam, het Meertens Instituut en internationale partners in Ghana, Zuid-Afrika en Brazilie. Het project wordt gefinancierd door de NWO.
Resultaten in 2011: 1 artikel in tijdschrift (reviewed), 3 keynote lezingen, 4 overige lezingen, 1 workshop en 3 niet-wetenschappelijke publicaties.
Medewerkers: M. Balkenhol (promovendus), H. Roodenburg (coördinator).

Constructie van regionale identiteit in Limburg: een onderzoek naar taalcultuur (2011-…)

Dit project onderzoekt a) de inzet van taal (dialect, regiolect, Nederlands, hybride vormen) en cultuur (ritueel, feesten) in de constructie van lokale identiteit(en) in Limburg, b) de contexten waarin lokale identiteit(en) worden beleefd en uitgedragen, en c) de betrokken actoren en hun publiek. Hierbij is het niet zozeer de vraag of er – zoals het begrip dialectrenaissance suggereert – sprake is van een opleving van dialectgebruik in kwantitatieve zin: het gaat om de betekenissen die aan taalgebruik worden toegekend. Een belangrijk theoretisch uitgangspunt is dat ‘de plaats’, ‘de regio’ of ‘de streek’ geen geografisch afgebakende gebieden zijn met vastomlijnde culturele, linguïstische en historische eigenschappen, maar tijdsgebonden dynamische producten van collectief handelen en sociale verbeelding. Het onderzoek zal daarom zowel gericht zijn op de discursieve aspecten van de uitdrukking en vormgeving van lokale identiteit(en) als op de praxis waarbinnen deze identiteit(en) (in de zin van performance) vorm krijgen en worden beleefd (vgl. Bell 1997; Bourdieu 1984, 1991; Eckert 2000; Eckert & McConnell-Ginet 1999; Lave & Wenger 1991; Meinhof & Galasinski 2005). Project in samenwerking met: Universiteit van Amsterdam (dr. V. de Rooij en Prof. dr. J. Leerssen), Maastricht University (Prof. dr. W. Kusters en drs L. Thissen) en Radboud Universiteit (Prof. dr. E. Venbrux).
Resultaten in 2011: Gehonoreerde internationale NIAS-Exploratory Workshop, 2 nationale en 1 internationale lezingen, 1 MA-scriptie, 1 stageverslag.
Medewerkers: L. Cornips (onderzoeker Variatielinguïstiek), I. Stengs (onderzoeker Nederlandse Etnologie).

Theorie en geschiedenis van de etnologie (2006- )

Naast de projecten die direct verbonden zijn met de verschillende aandachtsgebieden schrijven verschillende medewerkers regelmatig artikelen of houden lezingen op het gebied van de theorie of geschiedenis van de etnologie.
Resultaten in 2011: 1 artikel in Boekmancahier (88), 1 artikel in bundel, diverse lezingen.