Projecten Variatielinguïstiek

alt

foto Ruben A. Koman: Carnavalspop van de (spotnaam) ‘Keienschijter’, te Arcen

Fonologische variatie

Fonologische variatie van Nederlandse dialecten (2005-2010)

Het onderzoek strekt zich uit tot segmentele variatie binnen het Nederlandse taalgebied. De nadruk ligt enerzijds op de bijdrage die de studie van deze variatie kan leveren in het inzicht in segmentele representatie en anderzijds op een verruiming en verscherping van het concept ‘dialectafstand’.
Resultaten in 2009: B.J.H. Hermans: 1 artikel en 1 hoofdstuk in boek. F.L.M.P. Hinskens: 4 lezingen, 1 artikel en 2 hoofdstukken in boek(-en). M. van Oostendorp: 1 artikel, 2 hoofstukken in boek(-en), 5 lezingen en 1 workshop (M. van Oostendorp).
Medewerkers: B.J.H. Hermans (uitvoerder), F.L.M.P. Hinskens (uitvoerder), M. van Oostendorp (uitvoerder).

From dialect to regiolect: how this change is reflected in the production and perception of the speakers (2007-2011)

Listening to radio or television one notices the tendency for standard Dutch (ABN) to become more and more differentiated, i.e. regionally colored. Hoppenbrouwers (1990) showed the opposite tendency for dialects. Being influenced by standard Dutch and by each other they have become less differentiated and fused to larger wholes: regiolects (see also Hinskens (1993), Auer & Hinskens (1996), and Hinskens, Auer & Kerswill (2005)). While earlier scholars usually describe this change in terms of single linguistic phenomena, we plan to investigate this change using modern web-based and computational techniques to obtain an overall picture of this change. Our goal is to examine how the change from dialects to regiolects is reflected in the production and perception of the dialect speakers. The results of our research will give insight into the nature of language change and dialect levelling. The research is important for historical linguists since it gives information about the direction and rates of sound change. The research will be based on representative Dutch dialects of approximately 80 locations in the Netherlands and North Belgium. Perceptive distances are obtained on the basis of a web survey in which speakers listen to recordings. Computational distances are found on the basis of the transcriptions of the recordings. In the experiments two groups are distinguished: conservative dialect speakers (old males) and innovative dialect speakers (young females). We will test three hypotheses. First, perceptive distance measurements which are based on the recordings of innovative speakers will suggest larger areas than those which are based on the recordings of conservative speakers. Second, the change from dialect to regiolect affects the lexical level (‘kopstubber’ becomes ‘roagebol’) more strongly than the phonological (‘hoes’ becomes ‘huus’) and phonetic levels. Third, this change also affects the perception of the speakers, but perception lags behind production.   Project in samenwerking met: Rijksuniversiteit Groningen, Universitaet Wien, Ohio State University, Forschungszentrum Deutscher Sprachatlas Marburg.
Resultaten in 2009: 1 ‘invited’ lezing (F.L.M.P. Hinskens).
Medewerkers: W.J. Heeringa (onderzoeker), F.L.M.P. Hinskens (begeleider).

Segmentstructuur en -modificatie (2005-2010)

Onderzoek naar de interne structuur van fonologische segmenten in samenhang met natuurlijke klassen, met bijzondere aandacht voor complexe segmenten, aan de hand van de distributie van segmentmodificatie (secundaire articulatie, fonatie en (pre)nasalisering). Het onderzoek betreft de natuurlijke talen van de wereld, meer in het bijzonder de quotasteekproef (n=317) in Maddieson 1984.
Resultaten in 2009: verdere verfijning en uitbreiding database.
Medewerkers: F.L.M.P. Hinskens (uitvoerder), M. van Oostendorp (uitvoerder), J. van de Weijer (Universiteit Leiden).

Tone and intrasegmental structure in West-Germanic dialects (2005-2009)

The so-called ‘Franconian’ dialects of the borderland of Germany, the Netherlands, Belgium and Luxemburg share an interesting phonological feature: they have a lexical tone contrast, i.e. a word can mean different things depending on which of the two tones it contains. Many aspects of these dialects are not very well understood, particularly regarding the interaction between tone and segmental structure. The current proposal contains three closely related projects in which an attempt is made to solve the numerous problems of Franconian tonology and to integrate Franconian into the typology of tone languages. In these projects insights of modern phonology and phonetics are put to work and combined with the techniques of classical dialectology. Project in samenwerking met: Instituut voor Fonetische Wetenschappen, UvA.
Resultaten in 2009: 1 artikel (Hermans, B.J.H) en 1 hoofstuk in boek (Hermans, B.J.H).
Medewerkers: P. Boersma (Fonetisch Instituut UvA), B.J. H. Hermans (senior onderzoeker), W. Kehrein (Fonetisch Instituut UvA), B. Koehnlein (AiO), M. van Oostendorp (senior onderzoeker), M. Prehn (AiO).

Syntactische variatie

Agreementrelaties (2001-2010)

Het verschijnsel ‘agreement’ is een centraal thema in de theoretische taalkunde. Bekend is dat agreementrelaties, zoals congruentie tussen subject en persoonsvorm of tussen nomen en adjectief, een grote mate van variatie vertonen. Doel van dit project is inzicht te verkrijgen in de mate en de aard van variatie op dit terrein en de theoretische consequenties daarvan.
Resultaten in 2009: 1 hoofdstuk in boek, 5 lezingen.
Medewerkers: H.J. Bennis (projectleider/uitvoerder).

De rechterperiferie van de zin (2005-2010)

Onderzoek naar extrapositie, meer in het bijzonder naar asymmetrieën in de distributie van syntactische categorieën aan de rechterkant van de zin, met name in het Nederlands, Engels en Duits.
Resultaten in 2009: geen
Medewerkers: L.C.J. Barbiers (projectleider/uitvoerder).

Early successive bilingualism: Bilingual first language acquisition or child second language acquisition? (2008-2010)

Als gevolg van toenemende migratie worden veel kinderen vroeg in hun leven met een tweede taal geconfronteerd. Dit project, dat gecombineerd wordt met het VENI onderzoek van S. Unsworth (2008-2012), onderzoekt of het uitmaakt met welke leeftijd je begint met het leren van een tweede taal en hoeveel contact met de taal daarbij noodzakelijk is. Drie verschillende groepen van Engels/ Nederlands tweetaligen worden onderzocht, nl. (i) kinderen die vanaf geboorte twee talen leren, (ii) kinderen voor wie aanbod van de tweede taal niet vanaf de geboorte maar wel vóór het vierde jaar plaatsvindt en (iii) kinderen die pas nà het vijfde jaar beginnen met het leren van een tweede taal. Er wordt gekeken naar de verwerving van grammaticaal geslacht en van woordvolgorde. Project in samenwerking met: Universiteit van Amsterdam, University of Edinburgh, University of Thessaloniki.
Resultaten in 2009: 1 artikel (S. Unsworth) en 4 lezingen.
Medewerkers: E. Argyri (University of Edingburgh), M. Brugman (onderzoeksmedewerker), L. Cornips (coördinator),   A. Hulk (coördinator, Universiteit van Amsterdam), L. van Meel (onderzoeksmedewerker), L. Persson (onderzoeksmedewerker), A. Sorace (University of Edingburgh), I. Tsimpli (University of Thessaloniki), S. Unsworth (Meertens Instituut/Universiteit Utrecht).

European Dialect Syntax (2005-2010)

(i) Documentatie en analyse van syntactische verdubbelingsverschijnselen in Europese dialecten (ii) Opbouwen van Europees netwerk van dialectsyntactici. Standaardiseren van methodologie, opslag en retrieval van syntactische data.
Resultaten in 2009: 2 artikelen (S. Barbiers), 1 hoofdstuk in boek (M. Lekakou), 1 redacteurschap (S. Barbiers), 29 lezingen, 3 workshops, 3 Ba/Ma cursussen (S. Barbiers) en 1 Ba-cursus (H.J. Bennis, E. Boef en F. Wesseling), 1 PhD cursus (S. Barbiers), 2 keer supervisie Masterscriptie (S. Barbiers).
Medewerkers: S. Barbiers (projectleider), E. Boef (medewerker onderzoek), O.Koeneman (postdoc), J. P. Kunst (softwareontwikkelaar), F. Wesseling (medewerker onderzoek).

Sociolinguïstisch/Syntactisch onderzoek: Limburg (2000-2010)

Onderzoek gericht op syntactische variatie en verandering in de Limburgse dialecten en het Limburgse Nederlands; parameters en sociale distributie; comparatief onderzoek Romaans. Deelproject hiervan is syntactisch/sociolinguïstisch onderzoek naar grammaticale convergentie en divergentie in het Heerlens Nederlands en South Armagh Engels (Ierland) en de betreffende standaardtalen. Project in samenwerking met: University of Newcastle, UK.
Resultaten in 2009: 1 artikel.
Medewerkers: L. Cornips (onderzoeker).

Syntax of Modality (2001-2010)

Onderzoek naar de syntactische representatie van de semantische ambiguïteit van modale hulpwerkwoorden.
Medewerkers: L.C.J. Barbiers (uitvoerder).
Resultaten in 2009: geen

Naamkunde

Achtergronden van moderne voornaamgeving (1999-2009)

Het onderzoek richt zich op achtergronden van moderne voornaamgeving, in het bijzonder taalkundige aspecten, motieven, met onder meer aandacht voor de rol van vernoeming naar idolen en naar familieleden, en sociale, etnische en geografische spreiding.
Resultaten in 2009: 1 artikel (‘Namen en identiteit’).
Medewerkers: D. Gerritzen (senior onderzoeker).

DOC Namen (2006-2009)

Het DOC Namen (DOC staat voor Documentatie- en Onderzoeks Centrum) is een initiatief van het Meertens Instituut dat de naamkunde in het Nederlands taalgebied een basis geeft.
Resultaten in 2009: medewerkers van het DOC Namen hebben, naast hun individuele taken, de internationale bijeenkomst ‘Names in the Economy III’ (11-13 juni) georganiseerd. Zij zijn ook de initiatiefnemers van de lezingenmiddag ‘Onomastics between linguistics and ethnology’ (9 juni). De ondersteuning van het Netwerk Naamkunde hield onder meer het organiseren van de workshop ‘Brabant’ in (24 april). Het DOC Namen is per 1 september opgeheven. De naamkunde van het Meertens Instituut zal zich voortaan vooral richten op de documentatie. Het nieuwe project waaronder de naamkundige actviteiten worden geschaard heet Namenportaal.
Medewerkers: G. Bloothooft (onderzoeker), R. Boerrigter (medewerker onderzoek), L. Brouwer (medewerker onderzoek), D. Gerritzen (senior onderderzoeker), H. Nijboer (medewerker onderzoek).

Netwerk Naamkunde (2006-2010)

Het Netwerk Naamkunde is een platform waarop naamkundig actieven in Nederland en Vlaanderen hun krachten bundelen – geografisch verspreid, maar via internet en workshops verbonden. Het bestaat uit circa 80 leden uit Nederland en Vlaanderen. Het gemeenschappelijke kenmerk van deze mensen is dat zij zich op een wetenschappelijke manier voor namen interesseren. De mate waarin en de context waarbinnen zij zich met naamkunde bezighouden, is zeer verschillend. Slechts een klein deel noemt zich naamkundige. Daarmee vormen Nederland en Vlaanderen internationaal gezien geen uitzondering, want ook elders zien we deze diversiteit. Het Netwerk Naamkunde wordt organisatorisch en technisch ondersteund door het DOC Namen. Deze ondersteuning bestaat onder meer uit het in kaart brengen van de naamkundige activiteiten van de leden van het netwerk, het verzorgen van de informatievoorziening voor de leden van het Netwerk en het organiseren van symposia en workshops. Daarnaast wordt een naamkundige agenda verzorgd (overzicht van symposia, lezingen, congressen, nieuw te verschijnen publicaties en dergelijke) en het archief en secretariaat van het Netwerk Naamkunde gevoerd (onder andere het beheren van het centrale e-mailadres info@naamkunde.net). Tot slot vormt de technische ondersteuning van het Netwerk Naamkunde een belangrijk streven. Dit betreft onder meer elektronische faciliteiten ten behoeve van samenwerking en van gegevensuitwisseling, de toegankelijkheid van gegevensbestanden, en de website. Voor de leden is er een mailinglijst voor discussie en kennisuitwisseling. De mailinglijst voorziet duidelijk in een behoefte. Naast uitwisseling van kennis vinden er levendige discussies plaats. Door een aantal participanten wordt de mailinglijst als een informatiebron bij het onderzoek gebruikt. Internet: http://www.naamkunde.net . Deelproject van ‘DOC Namen’.
Resultaten in 2009: organisatie van de workshop Netwerk Naamkunde: ‘Brabant’ (24 april 2009).
Medewerkers: R. Boerrigter (medewerker onderzoek), D. Gerritzen (senior onderzoeker).

Overige projecten

Dialecticiteit in Nederland (1997-2010)

In samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt met een interval van vijf jaar grootschalig onderzoek uitgevoerd onder een representatieve steekproef van 5000 respondenten naar de mate van dialectgebruik. Doel is om een indruk te krijgen wie in Nederland dialect spreekt. Effecten van regio (mate van stedelijkheid), leeftijd, sociaal-economische status en geslacht worden in kaart gebracht. Project in samenwerking met: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Resultaten in 2009: 1 artikel, redactie themanummer IJSL.
Medewerkers: W. Jongenburger (uitvoerder).

Jongerentaal en straattaal (2003-2010)

Doel van het project is om straattaal zowel taalkundig als antropologisch in kaart te brengen, op basis van onderzoek naar de taalkundige diversiteit van jongeren met een verschillende etnische achtergrond in de grote steden in Nederland. Project in samenwerking met: UvA.
Resultaten in 2009: 4 lezingen.
Medewerkers: L.M.E.A. Cornips (begeleider / uitvoerder), V.A. de Rooij (UvA).

Meertensvragen in de Talenquiz (2007-2010)

Maandelijks levert het Meertens Instituut een vraag over taalvariatie aan de Talenquiz. De Talenquiz (Taalstudio/de Praktijk) laat leerlingen van de bovenbouw op een aansprekende manier kennismaken met de breedte van het taalwetenschappelijk vakgebied. Internet: http://www.kennislink.nl/publicaties/de-talenquiz. Project in samenwerking met: De Taalstudio.
Resultaten in 2009: 10 taalvragen in 2009 (m.u.v. de maanden juli en augustus).
Medewerkers: M.M. Jansen (webredacteur).

Taal en identiteit op de Waddeneilanden (2000-2010)

Onderzoek naar de processen van dialectverlies en dialectbehoud op de Nederlandse Waddeneilanden Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog. Het hoofdaccent ligt op het dialect van Ameland. Onderzocht wordt de kwaliteit van het dialect op Ameland, de invloed van het Nederlands en het Fries, attitudes van de Amelanders tegenover de omringende standaardtalen, en de manier waarop men zich actief inzet voor het dialect. Internet: http://www.meertens.knaw.nl/cms/nl/medewerkers/143160.
Resultaten in 2009: 2 lezingen; manuscript ingeleverd (in december goedgekeurd door de leescommissie; promotiedatum 08-04-2010).
Medewerkers: F.L.M.P. Hinskens (begeleider en promotor), M.M. Jansen (promovendus), M. van Oostendorp (begeleider en promotor).

The roots of ethnolects (2005-2010)

Naast het Indisch Nederlands en het Surinaams Nederlands ontstaan er heden ten dage andere etnisch gekleurde variëteiten (oftewel etnolecten) van het Nederlands. In dit project gaat het erom de wortels van deze etnolecten bloot te leggen. Putten etnolecten uit de lokale stadsdialecten, of staan ze daar los van? Vinden we in een etnolect de sporen terug van de tweede-taalverwervingsprocessen van de eerste generatie? Komen er elementen uit de oorspronkelijke moedertaal van de etnische groep in voor, en zo ja, welke? Wat is het verband tussen het meer stabiele etnolect en de meer vluchtige jeugdtalen en straattalen? Verbreidt het etnolect zich ook voorbij de eigen etnische groep (‘crossing’)? Hoe raakt een jongere ingevoerd in het etnolect? Om deze en verwante vragen te beantwoorden worden groepjes Marokkaanse en Turkse jongeren van 12 en 20 jaar opgenomen in Amsterdam en Nijmegen, in interactie met elkaar en met van oorsprong Nederlandse jongeren. Internet: http://www.rootsofethnolects.nl. Project in samenwerking met: Algemene Taalwetenschap, Radboud Universiteit Nijmegen.
Resultaten in 2009: 1 hoofdstuk in boek (F. Hinskens).
Medewerkers: F.L.M.P. Hinskens (onderzoeksleider Variatielinguïstiek), A. van Wijngaarden (AiO).