Projecten Variatielinguïstiek

De onderzoeksgroep Variatielinguïstiek beschrijft en onderzoekt de taalkundige variatie in het Nederlandse taalgebied, allereerst in Nederland. Het gaat daarbij niet alleen om geografische variatie (o.a. dialecten), maar ook om sociaal en cultureel bepaalde variatie. Het belangrijkste doel van dit onderzoek is om inzicht te verwerven in de aard van taalvariatie, de taalkundige factoren die daarbij een rol spelen en de buitentalige factoren (o.a. leeftijd, gender, etniciteit) die variatie in Nederland veroorzaken of beïnvloeden. Het onderzoek is gericht op inzicht in de hedendaagse situatie. Diachroon onderzoek naar taalverandering speelt daarbij een rol, naast sociolinguïstisch en formeel taalkundig onderzoek; wezenlijk is ook de wisselwerking tussen deze drie benaderingen. De onderzoeksgroep concentreert zich op variatie in de grammatica (klanken, woordvorming en zinsbouw).

Afbeelding uit de Dialectatlas van het Nederlands, Spijkerbroek (p. 88).


Fonologische variatie

Fonologische variatie van Nederlandse dialecten (2005-…)

Het onderzoek strekt zich uit tot segmentele variatie binnen het Nederlandse taalgebied. De nadruk ligt enerzijds op de bijdrage die de studie van deze variatie kan leveren in het inzicht in segmentele representatie en anderzijds op een verruiming en verscherping van het concept ‘dialectafstand’.
Resultaten in 2011: B. Hermans: 1 publicatie in wetenschappelijk tijdschrift (reviewed), 1 publicatie in wetenschappelijk tijdschrift (not reviewed), 5 lezingen. M. van Oostendorp: 1 publicatie in wetenschappelijk tijdschrift (reviewed), 1 bundel (Blackwell Companion to Phonology), 9 lezingen als keynote spreker, 5 overige lezingen, 3 workshops/bijeenkomsten, 1 boekreview, onderwijs, 2 begeleidingen masterscriptie, 19 niet wetenschappelijke publicaties. F. Hinskens: 1 lezing als keynote spreker, 2 overige lezingen, 2 reviews grant application, 1 promotiebegeleiding. P. Jurgec: 2 lezingen als keynote spreker, 1 overige lezing, onderwijs.
Medewerkers: B. Hermans (uitvoerder), F.L.M.P. Hinskens (uitvoerder), P. Jurgec (onderzoeker), M. van Oostendorp (uitvoerder).

Van dialect naar regiolect: hoe deze verandering weerspiegeld wordt in productie en perceptie van de sprekers (2007-2011)

In het taalgebruik op radio en televisie wordt het standaard Nederlands hoe langer hoe gedifferentieerder, dat wil zeggen regionaal gekleurd. Hoppenbrouwers (1990) heeft de omgekeerde tendens laten zien voor dialecten. Doordat ze zowel worden beïnvloed door de standaardtaal als door elkaar, worden ze in het algemeen juist minder gedifferentieerd en klonteren ze samen tot grotere eenheden: regiolecten (vlg. ook Hinskens (1993), Auer & Hinskens (1996), en Hinskens, Auer & Kerswill (2005)). Waar dit type verandering tot nog toe voornamelijk werd beschreven in termen van afzonderlijke talige verschijnselen, wordt het in dit project onderzocht met behulp van moderne web-gebaseerde en computationele technieken; deze geven een breed panoramisch beeld van dit type verandering. Het doel van dit project is, te onderzoeken hoe de verandering van dialecten naar regiolecten weerspiegeld wordt in productie en perceptie van de sprekers. De resultaten van dit onderzoek geven inzicht in de aard van taalverandering en dialectnivellering. Het onderzoek is van belang voor historisch taalkundigen omdat het inzicht biedt in richting en tempo van klankverandering. Het onderzoek is gebaseerd op representatieve Nederlandse dialecten van meer dan 80 verschillende plaatsen in Nederland en Vlaanderen. Perceptieve afstanden worden verkregen op basis van een web survey waarin dialectsprekers naar dialectopnames luisteren. Computationele afstanden worden bepaald op basis van de transcripties van de opnames. In de experimenten worden twee groepen onderscheiden: conservatieve dialectsprekers (oudere mannen) en innovatieve dialectsprekers (jongere vrouwen). Er worden drie hypotheses getoetst. Ten eerste, perceptieve afstanden die gebaseerd zijn op opnames van innovatieve sprekers suggereren grotere dialectgebieden dan afstanden die gebaseerd zijn op opnames van conservatieve sprekers. Ten tweede, de verandering van dialect naar regiolect betreft het lexicale niveau (‘kopstubber’ wordt ‘roagebol’) sterker dan de klankcomponenten fonologie (‘hoes’ wordt ‘huus’) en fonetiek. Ten derde, deze verandering betreft ook de perceptie van de sprekers, maar de perceptie loopt achter bij de productie. Project in samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen, Universitaet Wien, Ohio State University, Forschungszentrum Deutscher Sprachatlas Marburg.
Resultaten in 2011: 3 lezingen (waarvan 1 invited).  Veldwerk in drie plaatsen, sprekers vertellen verhaal, vertalen tekst en lezen die voor, en beantwoorden diverse vragen. Het resultaat is een opname die in lengte kan varieren van een half uur tot ongeveer twee uur. Daarnaast opname standaard Duits op het instituut. IPA/X-SAMPA transcripties van 2 x 86 dialectfragmenten plus 3 standaardtalen, totaal 175 fragmenten, maximaal 125 woorden per fragment en lexicale/morfologische codering aangebracht.
Medewerkers: W.J. Heeringa (onderzoeker), F.L.M.P. Hinskens (begeleider).
 

Syntactische variatie

Agreementrelaties (2001-…)

Het verschijnsel ‘agreement’ is een centraal thema in de theoretische taalkunde. Bekend is dat agreementrelaties, zoals congruentie tussen subject en persoonsvorm of tussen nomen en adjectief, een grote mate van variatie vertonen. Doel van dit project is inzicht te verkrijgen in de mate en de aard van variatie op dit terrein en de theoretische consequenties daarvan.
Resultaten 2011: 2 hoofdstukken in bundel, 3 lezingen
Medewerker: H.J. Bennis (projectleider/uitvoerder).

Dynamica van Syntactische Taalveranderingen (2009-…)

In dit project leggen we een verband tussen geografische en temporele patronen (E-taal), verkregen via een kwantitatieve analyse van een taalverandering, en de aard van de taal-interne verandering (I-taal). De bedoeling is kwantitatieve modellen op te stellen en deze te testen met behulp van diachrone corpora.
Resultaten 2011: 1 artikel in tijdschrift, 1 hoofdstuk in bundel, 1 lezing als keynote spreker, 4 overige lezingen.
Medewerkers: G. Postma (uitvoerder).

European Dialect Syntax (2005-2012)

(i) Documentatie en analyse van syntactische verdubbelingsverschijnselen in Europese dialecten (ii) Opbouwen van Europees netwerk van dialectsyntactici. Standaardiseren van methodologie, opslag en retrieval van syntactische data.
Resultaten in 2011: technologische infrastructuur: Database Freiburgs Engels corpus (FRED) toegevoegd. Data van het Italiaans (ASIt) geupdate met POS tagging van de testzinnen. User interface Edisyn aangepast en verfijnd. Google Translate-optie toegevoegd voor corpora zonder glossen. Begonnen met verwerking Nordic Syntactic Judgments Database. Nieuw ontwerp voor de Edisyn sites (zoekmachine en dialectsyntax.org). Dialectsyntax.org is getransformeerd naar WIKI. 18 internationale lezingen 2 internationale publicaties 1 workshop.
Medewerkers: S. Barbiers (projectleider), E. Boef (medewerker onderzoek), F. Wesseling (medewerker onderzoek).

Sociolinguïstisch/Syntactisch onderzoek: Limburg (2000-…)

Onderzoek gericht op syntactische variatie en verandering in de Limburgse dialecten en het Limburgse Nederlands; parameters en sociale distributie.
Resultaten in 2011: 4 lezingen (als keynote spreker)
Medewerkers: L. Cornips (onderzoeker).

Naamkunde

LINKS: koppelingssysteem voor historische familiereconstructie (2009-2013)

LINKS heeft tot doel om alle families in Nederland in de 19e en 20ste eeuw te reconstrueren. Deze reconstructie zal gebaseerd worden op GENLIAS, de digitale index van alle registers van de burgerlijke stand uit die periode. Al vijftien jaar lang zijn talrijke vrijwilligers bezig geweest om de index te bouwen, en ze hebben nog vele jaren te gaan. Deze index bevat niet alleen de namen van de geborenen, gehuwden en overledenen maar ook de namen van hun ouders en partners, geboorteplaats, geboortedatum en soms ook beroepen. De beschikbaarheid van deze gegevensverzameling heeft een groot potentieel voor wetenschappelijk onderzoek dat gericht is op individuen in familieverband. Dit is niet alleen van het grootste belang voor historische demografie en sociale- en economische geschiedenis, maar ook voor naamkunde, epidemiologie, antropologie, historische sociologie en genetica. Als gevolg van de hoge mate van onzekerheid in de spelling van voor- en achternaam (door lees- en typfouten, verkeerde notaties en inconsistenties bij de registratie, regionale verschillen, etc.) en inconsistenties tussen archieven bij de lokale gegevensopslag, is gegevenskoppeling een gecompliceerde taak. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met het IISG (KNAW), LIACS (Universiteit Leiden), UiL-OTS (Universiteit Utrecht).
Resultaten in 2011: 1 artikel in bundel, 4 lezingen en publiciteit in het kader van 200 jaar Burgerlijke Stand (jeugdjournaal, radiouitzendingen, Volkskrant, Spits, ANP)
Medewerkers: G. Bloothooft (onderzoeker / mede-projectleider Meertens Instituut / UiL-OTS UU), K. Mandenmakers (onderzoeker / projectleider IISG).

Overige projecten

Cognition, Acquisition and Variation tool (Clarin project) (2011-2012)

In dit project wordt digitaal gereedschap ontwikkeld ten behoeve van innovatief interdisciplinair onderzoek waarbij gekeken wordt naar de talige eigenschappen van lexicale items, zowel binnen eerste taalverwerving als binnen dialectvariatie. Gereedschap dat in een eerder onderzoeksproject ontwikkeld werd om omvangrijke lexicale dialectdatabanken te ontsluiten, dient daarbij als uitgangspunt. De databanken die in dit project naast elkaar gelegd worden, zijn CHILDES en de digitale woordenboeken van de Limburgse en Brabantse dialecten. Het project laat zien hoe je met de CLARIN-infrastructuur sterk verschillende taalkundige disciplines, namelijk eerste kindertaalverwerving en (historische) dialectologie met elkaar in verband kunt brengen en de informatie uit dataverzamelingen van verschillende disciplines kunt laten overeenstemmen. Dit maakt het bijvoorbeeld mogelijk om te kijken welke variatie basisbegrippen, zoals zon, neus, boom en vis, vertonen in de woordenschat van dialecten en hoe ze als woorden worden geleerd door kinderen. Project in samenwerking met: Prof. J. Swanenberg; Universiteit van Tilburg.
Resultaten in 2011: 1 internationale, geselecteerde lezing (SDH 2011, Copenhagen).
Medewerkers: L. Cornips (onderzoeker), M. Kemps-Snijders (coordinator ICT), F. de Vriend (medewerker), W.J. Heeringa (onderzoeker), M.H.M. Snijders (ontwikkelaar ICT).

Diachrone corpora (2010-2012)

Coördinerende en inhoudelijke werkzaamheden om diachrone corpora voor onderzoek samen te stellen en te ontsluiten. Project in samenwerking met het Prize Papers Consortium, Huygens ING en de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren.
Resultaten in 2011: Op 1 november is een NWO-Groot aanvraag ingediend voor ‘Nederlab – Laboratory for research on the patterns of change in the Dutch language and culture’ (29 pagina’s plus 3 appendices). Alle corpus-, tools- en infrastructuuraanbieders zijn betrokken bij de aanvraag, en de meeste universiteiten en onderzoeksinstellingen steunen de aanvraag. Op 30-3-2011 en 27-5-2011 zijn worskhops georganiseerd. Ter voorbereiding van de aanvraag is het open gedeelte van het Netwerk Diachronie (diachronie.nl) uitgebreid met een nieuwsrubriek en met allerlei voorheen niet toegankelijke corpora. Als testcase is gewerkt aan de samenstelling van een Amerikaans-Nederlands corpus van de 17e eeuw tot heden, waarvoor stagiaire G. Bruining van de VU het grootste gedeelte van de getikte of handgeschreven enquêtes van Jo Daan gedigitaliseerd heeft. Er zijn Amerikaans-Nederlandse teksten uit diverse periodes verzameld en er is contact gelegd met allerlei personen en instellingen die materiaal bezitten, waaronder het New Netherland Project. In november 2011 is, met steun van het Prins Bernhard Cultuurfonds, een vrijwilligersproject gestart t.b.v. de ontsluiting en transcriptie van gekaapte documenten uit de 17e- en 18e- eeuw. Er zijn ca. 150 vrijwilligers geworven. Technici van het Meertens Instituut hebben een applicatie gemaakt voor het invoeren van metadata bij de gekaapte brieven. Bij het project wordt samengewerkt met een groot aantal instellingen (Huygens ING, Koninklijke Bibliotheek, Nationaal Archief, Fryske Akademie, UL/M. van der Wal, Brill, UvA), die tezamen in 2011 het Prize Papers Consortium hebben opgericht.
Medewerker: N. van der Sijs (onderzoeker).

Jongerentaal en straattaal (2003-…)

Doel van het project is om straattaal zowel taalkundig als antropologisch in kaart te brengen, op basis van onderzoek naar de taalkundige diversiteit van jongeren met een verschillende etnische achtergrond in de grote steden in Nederland. Project in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam.
Resultaten in 2011: 1 BA-scriptie, 1 MA-scriptie.
Medewerker: L. Cornips

Taalportaal (2011-2015)

Het project “Taalportaal” richt zich op het ontwerp, de ontwikkeling en de implementatie van een virtueel taalinstituut, een digitale gedistribueerde bron van kennis over de grammaticale eigenschappen van het Nederlands en het Fries. Zie http://www.taalportaal.org. Project in samenwerking met de Universiteit Leiden, Fryske Akademy, Instituut voor Nederlandse Lexicologie, Universiteit Utrecht.
Resultaten in 2011: In 2011 bevond het project zich in de opstartfase. H. Broekhuis heeft een eerste conceptversie van de eerste drie hoofdstukken van het werkwoord-hoofdstuk afgerond en een opzet gemaakt voor de overige hoofdstukken. Tevens heeft H. Broekhuis het nonimina-deel (1200pp.) klaargemaakt voor publicatie (voorjaar 2012). M. van Oostendorp en B. Köhnlein hielden een lezing op de Old World Conference in Phonology 8.
Medewerkers vanuit Meertens Instituut: H. Broekhuis (onderzoeker syntaxis), B. Köhnlein (onderzoeker fonologie), M. van Oostendorp (supervisor/onderzoeker fonologie), K. Sebregts (onderzoeker fonologie), T. van der Wouden (onderzoeker morfologie).

Meertensvragen in de Talenquiz (2007-2011)

Maandelijks levert het Meertens Instituut een vraag over taalvariatie aan de Talenquiz. De Talenquiz (Taalstudio/de Praktijk) laat leerlingen van de bovenbouw op een aansprekende manier kennismaken met de breedte van het taalwetenschappelijk vakgebied. Project in samenwerking met De Taalstudio.
Resultaten in 2011: 6 taalvragen in 2011.
Medewerkers: M.M. Jansen (webredacteur).

Spellingsvariatie in oudere Nederlandstalige teksten (2010-2012)

De doelstelling van dit project is om een ‘tool’ te ontwikkelen die automatisch spellingsvariatie kan interpreteren in termen van zijn linguistische status (wordt de variatie bepaald door het dialect, door de schrijfschool, door de scribent, etc.). Het is de bedoeling dat deze ‘tool’ een intermediair transcriptieniveau produceert tussen de originele tekst en de vertaling daarvan. De ‘tool’ wordt online voor iedereen beschikbaar gesteld. Iedere geinteresseerde kan derhalve zijn/haar data ermee verrijken. Uiteindelijk zal de ‘tool’ deel uitmaken van de CLARIN-infrastructuur.
Resultaten in 2011: Voor de CRM-database (Corpus-Reenen-Mulder) is een syllabificeerder ontwikkeld, zodat gemakkelijker gezocht kan worden op complexere fonologische omgevingen. Ieder lemma van de CRM-database is voorzien van alle geattesteerde realisaties, compleet met geografische gegevens.
Medewerkers: B. Hermans (fonoloog), G. Postma (morfosyntacticus), M. Rem (Radboud Universiteit).

The roots of ethnolects (2005-2012)

Naast het Indisch Nederlands en het Surinaams Nederlands ontstaan er heden ten dage andere etnisch gekleurde variëteiten (oftewel etnolecten) van het Nederlands. In dit project gaat het erom de wortels van deze etnolecten bloot te leggen. Putten etnolecten uit de lokale stadsdialecten, of staan ze daar los van? Vinden we in een etnolect de sporen terug van de tweede-taalverwervingsprocessen van de eerste generatie? Komen er elementen uit de oorspronkelijke moedertaal van de etnische groep in voor, en zo ja, welke? Wat is het verband tussen het meer stabiele etnolect en de meer vluchtige jeugdtalen en straattalen? Verbreid het etnolect zich ook voorbij de eigen etnische groep (‘crossing’)? Hoe raakt een jongere ingevoerd in het etnolect? Om deze en verwante vragen te beantwoorden worden groepjes Marokkaanse en Turkse jongeren van 12 en 20 jaar opgenomen in Amsterdam en Nijmegen, in interactie met elkaar en met van oorsprong Nederlandse jongeren. Project in samenwerking met Algemene Taalwetenschap, Radboud Universiteit Nijmegen.
Resultaten in 2011: 2 lezingen (beide keynote), 1 artikel in internationale bundel (reviewed).
Medewerker: F.L.M.P. Hinskens (onderzoeker Variatielinguïstiek).

Constructie van regionale identiteit in Limburg: een onderzoek naar taalcultuur (2011-…)

Dit project onderzoekt a) de inzet van taal (dialect, regiolect, Nederlands, hybride vormen) en cultuur (ritueel, feesten) in de constructie van lokale identiteit(en) in Limburg, b) de contexten waarin lokale identiteit(en) worden beleefd en uitgedragen, en c) de betrokken actoren en hun publiek. Hierbij is het niet zozeer de vraag of er – zoals het begrip dialectrenaissance suggereert – sprake is van een opleving van dialectgebruik in kwantitatieve zin: het gaat om de betekenissen die aan taalgebruik worden toegekend. Een belangrijk theoretisch uitgangspunt is dat ‘de plaats’, ‘de regio’ of ‘de streek’ geen geografisch afgebakende gebieden zijn met vastomlijnde culturele, linguïstische en historische eigenschappen, maar tijdsgebonden dynamische producten van collectief handelen en sociale verbeelding. Het onderzoek zal daarom zowel gericht zijn op de discursieve aspecten van de uitdrukking en vormgeving van lokale identiteit(en) als op de praxis waarbinnen deze identiteit(en) (in de zin van performance) vorm krijgen en worden beleefd (vgl. Bell 1997; Bourdieu 1984, 1991; Eckert 2000; Eckert & McConnell-Ginet 1999; Lave & Wenger 1991; Meinhof & Galasinski 2005). Project in samenwerking met: Universiteit van Amsterdam (dr. V. de Rooij en Prof. dr. J. Leerssen), Maastricht University (Prof. dr. W. Kusters en drs L. Thissen) en Radboud Universiteit (Prof. dr. E. Venbrux).
Resultaten in 2011: Gehonoreerde internationale NIAS-Exploratory Workshop, 2 nationale en 1 internationale lezingen, 1 MA-scriptie, 1 stageverslag.
Medewerkers: L. Cornips (onderzoeker Variatielinguïstiek), I. Stengs (onderzoeker Nederlandse Etnologie).