Uitgelicht

Hester Dibbits: terugblik op 20 jaar onderzoek

door Mathilde Jansen

Twintig jaar was ze werkzaam op het Meertens Instituut. Nu verruilt Hester Dibbits (geboren 1965 te Amsterdam) haar baan als onderzoeker voor een baan als lector aan de Reinwardt Academie. Daar wordt Dibbits zoals ze het noemt een ‘go between’ tussen de wetenschappelijke wereld en het werkveld van musea en cultureel erfgoed.

Hester Dibbits bekleedt sinds augustus samen met Riemer Knoop het lectoraat Cultureel Erfgoed aan de Reinwardt Academie. De Reinwardt Academie is onderdeel van de Amsterdamse Hogeschool van de Kunsten. De academie leidt studenten op tot erfgoedprofessionals.

Dat Dibbits de aangewezen persoon is om de kloof tussen deze twee werelden te overbruggen, bewijst haar curriculum vitae. Behalve op het Meertens Instituut, werkte ze het afgelopen jaar als hoofdconservator bij het Nederlands Openluchtmuseum. Op het Meertens Instituut werkte ze behalve als onderzoeker ook als afdelingshoofd.

Bronnenonderzoek

Dibbits vertelt hoe ze in 1991 op het Meertens Instituut kwam. Daar werd ze aangesteld als promovenda in een project over innovaties en traditionaliseringsprocessen in de alledaagse materiële cultuur. Dibbits: “Toen ik bij het project kwam, was er al een grote database met boedelbeschrijvingen (inventarissen van nalatenschappen, red.) samengesteld. In die tijd waren databases nog heel nieuw. Ze leenden zich bij uitstek voor kwantitatief onderzoek. Maar ik kwam uit de cultuurgeschiedenis waar net als in de culturele antropologie een kwalitatieve benadering veel gebruikelijker was. Ik begon mijn onderzoek naar acht plaatsen, maar eindigde met twee: Doesburg en Maassluis. Het bleek namelijk erg ingewikkeld om een compleet beeld van een plaats te krijgen met alleen de gegevens uit de database. Om het verhaal in een context te plaatsen had ik veel meer bronnen nodig. Het is overigens leuk om te melden dat de database nu wel wordt gebruikt voor kwantiatief onderzoek door een groep KNAW-studenten, onder leiding van een aantal historici van de Universiteit van Utrecht.”

In haar proefschrift vergeleek Dibbits 17e en 18e-eeuwse boedelinventarissen uit Doesburg en Maassluis. Daarin werd een duidelijke tegenstelling zichtbaar. In beide plaatsen deden zich allerlei veranderingen voor in de cultuur van het dagelijks leven, maar er was een opvallend verschil in de manier waarop met innovaties en luxegoederen werd omgegaan. “Doesburg was een smeltkroes van culturen, wat nog versterkt werd doordat er regelmatig garnizoenen in de stad verbleven. Mensen gebruikten vrijwel alles wat zij hadden ook daadwerkelijk, of men nu arm of rijk was. In het vissersdorp Maassluis bestond meer een cultuur van bewaren en oppotten, van pronken met ongebruikte spullen. Uit de boedelbeschrijvingen is goed af te zien dat sommige kamers nadrukkelijk niet bestemd waren voor dagelijks gebruik. Je ziet het verschijnsel van de zondagse kamer hier opkomen. Het is een mooi voorbeeld van musealisering.”

Broodje vis

Na haar promotie ging Dibbits zich meer en meer toeleggen op de materiële cultuur in de multiculturele samenleving. Dat begon al in 1998 met het T-CULT project, een project over de Utrechtse wijken Lombok en Transvaal, waarin etnologen en taalkundigen samenwerkten. Dibbits: “Voor mij was dat een fantastische tijd. Voorheen had ik mij alleen beziggehouden met geschreven bronnen, nu kreeg ik te maken met mensen van vlees en bloed.”

“Ook de samenwerking met de taalkundigen vond ik boeiend. We volgden destijds een groepje vrienden uit de buurt. Het waren acht jongens van wie de ouders als migrant uit Marokko, Turkije en Suriname waren gekomen. Wat zij onder andere met elkaar deelden was een sterke band met de buurt en hun geloof. In het taalgebruik en de gewoontes van deze jongeren zagen we duidelijke parallellen. Op beide vlakken maakten ze veilige keuzes. Ze spraken bijvoorbeeld Nederlands in plaats van Turks, Marokkaans of Surinaams. En ze bestelden liever een broodje vis dan een broodje vlees dat misschien wel niet halal was.”

Persoonlijke missie

In 2003 kreeg Dibbits een subsidie van NWO voor onderzoek naar migranteninterieurs. Daarin stonden de interieurs van verschillende groepen migranten en hun nakomelingen centraal. Behalve in wetenschappelijke output resulteerde het project ook in twee presentaties voor het bredere publiek: De reizende tentoonstelling Van huis uit: migrantenfamilies en hun interieurs en het boekje Turkse en Marokkaanse Nederlanders thuis dat Dibbits samen met promovenda Hilje van der Horst schreef.

Behalve onderzoeker was Dibbits ook enkele jaren hoofd van de afdeling Etnologie. Als afdelingshoofd maakte zij deel uit van het Management Team. Een blikverruimde ervaring, aldus Dibbits: “De discussies over het nieuwe onderzoeksplan waren voor mij heel inspirerend. Vooral om over afdelingen heen te kijken. Ik ben er van overtuigd dat de samenwerking tussen etnologen en taalkundigen – ook generatief taalkundigen! – veel kan opleveren. Ik voelde hier ook een persoonlijke missie voor mij liggen binnen het instituut. Hopelijk gaat er in de toekomst iets moois tot stand komen.”

Pijpenkoppen

In haar functie als lector zal Dibbits theoretische inzichten op het gebied van de omgang met erfgoed uitwisselen met studenten en docenten, om deze ten slotte om te zetten naar de dagelijkse praktijk. Het gaat dan om zaken als collectievorming en het maken van tentoonstellingen. Dibbits wil onder andere onderzoek gaan doen naar de manier waarop musea omgaan met immaterieel erfgoed. Een ander thema zijn de keuzes die gemaakt worden bij de vorming van collecties, in het heden, maar ook in het verre verleden. Dibbits vindt het belangrijk dat musea inzicht hebben in de ontstaansgeschiedenis van hun collectie en die geschiedenis ook aan het publiek laten zien. Wie bepaalde wat het museum binnenkwam en wat voor overwegingen speelden daarbij een rol? Wat doen al die pijpenkoppen en haardplaten in het depot? Wat was de rol van toeval, of individuele interesses? “Inzicht in de geschiedenis kan musea helpen bij keuzes nu. Tegenwoordig wordt er veel aandacht besteedt aan de rol van het publiek, naar de emotionele waarde die verschillende groepen mensen hechten aan erfgoed. Want wanneer is iets erfgoed? Wie bepaalt dat en op basis waarvan?”

Afbeelding: Groentestallen in de Kanaalstraat, september 2000, T. Meder.

Hester Dibbits spreekt op 3 september tijdens de afsluiting van de tentoonstelling Zaaien en wieden in het Cobramuseum.

Dit artikel is verschenen in de kosteloze digitale nieuwsbrief van het Meertens Instituut. Ook abonnee worden? Klik hier.