Uitgelicht

Nederlanders zijn verknocht aan hun eigen regio

Begin dit jaar lanceerde het Meertens Instituut een nieuwe databank over migratie in Nederland in de 20e eeuw. Hoe kwam deze databank tot stand en wat kun je erin opzoeken? Op deze vragen geeft onderzoeker Gerrit Bloothooft antwoord. Bloothooft is als naamkundige werkzaam aan de Universiteit Utrecht en werkt samen met het Meertens Instituut.

door Mathilde Jansen

"We hadden natuurlijk al de familienamenbank en de voornamenbank", begint Bloothooft. "In die eerste databank kun je bijvoorbeeld zien hoe bepaalde familienamen verspreid zijn over het land. Daaruit kun je dus al globale migratiepatronen afleiden. Van verschillende kanten kregen we de vraag of we die informatie niet uit konden breiden. De gegevens die ten grondslag liggen aan de voornamenbank konden ons hierbij helpen. Deze zijn afkomstig uit de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA)."
 

Honkvast

"De GBA bevat gegevens van alle mensen in Nederland die in of na 1994 leefden, dat is het jaar van digitalisatie van de GBA. Maar ook de gegevens van iemands ouders worden vermeld, zelfs wanneer deze in 1994 niet meer in leven waren. Daardoor is ons databestand min of meer compleet vanaf 1930. Maar als die ouders in 1994 nog wél in leven waren, kennen we ook de grootouders, inclusief hun geboorteplaats. We hebben zelfs nog gegevens van zo’n veertig procent van de mensen die geboren zijn rond 1880. Daarmee heb je vier generaties te pakken. Door hun geboorteplaatsen en hun huidige woonplaatsen te vergelijken kom je meer te weten over de migratie van Nederlanders. En dan blijkt dat Nederlanders tamelijk honkvast zijn."

"Voor de beschrijving van de herkomst van personen en hun voorouders hebben we de generatie van 30-50 jaar als startpunt genomen. In deze levensfase, waarin veel mensen een baan en kinderen hebben, is over het algemeen weinig behoefte om te verhuizen. Vervolgens hebben we per plaats gekeken waar deze groep mensen is geboren. Dat brengen we procentueel in kaart. Daarnaast kunnen we op een andere kaart laten zien waar de ouders van deze groep mensen zijn geboren. Hetzelfde geldt voor de grootouders en de overgrootouders. Zo kom je te weten waar de wortels liggen van de huidige bevolking van een plaats. Vervolgens draaiden we het om en gingen we kijken naar de mensen die tussen 1880 en 1900 geboren zijn in een bepaalde plaats. Van deze groep kun je in kaart brengen waar nu de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen wonen. Op die manier kun je zien hoe de oorspronkelijke bevolking van een plaats zich heeft verspreid."

Dialectbehoud

Waarom is dit nu interessant voor onderzoek naar taal en cultuur? Bloothooft: "Omdat je kunt verwachten dat talige en culturele uitingen beter behouden blijven in plaatsen en gebieden waar betrekkelijk weinig verhuisd wordt. En daar hebben we ook voorbeelden van gevonden. Denk aan Urk, Staphorst, Katwijk. In deze plaatsen zie je weinig mensen vertrekken, en je ziet er ook weinig nieuwe mensen naartoe gaan. Maar ook in regio’s (de databank maakt gebruik van de indeling in zogenaamde COROP-gebieden) zoals Zuid-Limburg en Twente verhuist de bevolking relatief weinig. En juist hier wordt nog veel dialect gesproken."

Op de website kun je ook naar de migratie per provincie kijken, legt de onderzoeker uit. "Als je naar zo’n grotere eenheid kijkt, dan zie je dat Nederlanders erg regiogebonden zijn. Mensen verhuizen weinig uit hun provincie. Voor de provincie Utrecht geldt dit het minst. Maar je kunt natuurlijk ook zeggen: als je in Utrecht woont, dan kun je alle kanten op."

Behalve migratie binnen Nederland, geeft de databank ook informatie over migratie uit het buitenland. "In Amsterdam bijvoorbeeld, zie je dat 30 procent van de inwoners tussen de 30-50 jaar in het buitenland is geboren. Rotterdam en Den Haag hebben vergelijkbare cijfers. In die laatste stad zie je bovendien dat van de vorige generatie 4 procent afkomstig is uit Nederlands-Indië. Van deze groep mensen kennen we overigens de (over)grootouders niet. Dus voor eerdere generaties raken de cijfers wat dat betreft vertekend."

Kleine afstanden

De website is vooral bedoeld voor mensen die geïnteresseerd zijn in plaatselijke en regionale geschiedenis. "We geven dus geen informatie per familienaam. De kaarten scheppen een breder perspectief: vanuit de gemeente, de regio en de provincie. De website is ook een beetje bedoeld om mensen aan het denken te zetten en aan te sporen tot onderzoek." Zelf doet Bloothooft vooral onderzoek naar de verspreiding van familienamen, maar ook is hij geïnteresseerd in de kilometerafstand tussen grootouders en kleinkinderen in relatie tot leeftijd. "Die afstand is over het algemeen stabiel tot kinderen 20 zijn. Tussen de 20 en 30 jaar wordt er verhuisd. Dan gaan die kinderen zelf weer een gezin vormen en dan blijven ze op één plek. Zolang kinderen bij hun ouders wonen is de gemiddelde afstand tot de grootouders in Nederland 22 kilometer. Als ze zelf een gezin stichten wordt die afstand iets groter en loopt die op tot gemiddeld zo’n 35 kilometer. Maar de helft van de kinderen woont minder dan 6 km van de grootouders wat later oploopt tot 14 km. Dat laat zien dat we in Nederland over relatief kleine afstanden verhuizen."

Deze overzichtskaart toont het percentage inwoners (tussen 30-50 jaar) waarvan de overgrootouders al in dezelfde plaats woonden. Vanuit donkere plaatsen wordt weinig verhuisd. Van bijvoorbeeld de huidige bevolking van Staphorst of Urk woonde 54% van de overgrootouders er ook al. Je ziet een aantal tendensen: vooral van het platteland in Holland en Utrecht vertrekt men; eenmaal in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam of Maastricht dan blijft men er veelal ook; er zijn een aantal conservatieve plattelandsgemeenten en vissersdorpen, en Zeeuws-Vlaanderen waar men generatie na generatie blijft wonen; in wat mindere mate geldt dat voor het platteland van Overijssel, de Achterhoek, het rivierengebied, Zeeland en Noord-Limburg. In rijke gemeenten zoals Bloemendaal en Rozendaal komen daarentegen steeds nieuwe mensen wonen.

Direct naar de databank: Migratie in Nederland in de 20ste eeuw

Afbeeldingen: 1. Onderzoeker Gerrit Bloothooft, 2. 200 jaar Staphorst, Hotfield, Flickr, 3. Herkomstkaart voor alle gemeenten.

Dit artikel is verschenen in de digitale nieuwsbrief (maart 2013) van het Meertens Instituut. Ook abonnee worden? Klik hier.