Uitgelicht

“Wij zijn onze taal”. Over de meervoudige betekenis van zinnen

Heb je nou je zin! is het nieuwste boekje van Marc van Oostendorp over: zinnen. Van Oostendorp legt hierin op een eenvoudige manier de belangrijkste wetenschappelijke inzichten over taal bloot. Zinnen spelen in dit boekje de hoofdrol omdat zij cruciaal zijn voor ons begrip van taal. Zinnen weerspiegelen de structuur van onze gedachten en geven daarmee een uniek kijkje in ons brein.

door Mathilde Jansen

“Een zin is net een sinterklaassurprise”, zegt Van Oostendorp enthousiast. “Helemaal binnenin zit een cadeautje en daar zitten allemaal lagen pakpapier omheen. Dat cadeautje is een gedachte. Die lagen van pakpapier zijn er omdat een zin nooit alleen maar een gedachte is, maar een gedachte die je de wereld in slingert en waar mensen vervolgens hun eigen interpretatie aan kunnen geven.”
Met deze metafoor wordt in een keer de belangrijkste gedachte van het boekje duidelijk: een zin is tegelijkertijd een weerspiegeling van iemands binnenwereld én van de wereld daarbuiten. Wanneer je je gedachte met iemand deelt, let je ook op de formulering: die moet bijvoorbeeld duidelijk zijn, of beleefd, of mooi (als je bijvoorbeeld een gedicht voordraagt), afhankelijk van de situatie.

Chomsky

Sommige mensen denken dat het onderzoek naar zinnen pas is begonnen met Chomsky. Maar in de 17e eeuw waren er ook al allerlei ideeën over, legt Van Oostendorp uit. “Het idee dat een zin bestaat uit twee aspecten, een gedachte en een sociale context waarin die moet worden uitgedrukt, is al heel oud. Die vind je bijvoorbeeld al bij Alexander von Humboldt en Gottlob Frege.”
Moderne taalwetenschappers houden zich meestal met één van die twee aspecten bezig. Zo beschouwen generativisten taal – in navolging van de generatieve grammatica van Chomsky – als iets interns in de mens. Sociolinguïsten leggen –  in navolging van Labov – de nadruk op taal als product van de sociale context. Van Oostendorp zou willen dat de taalwetenschap wat minder versplinterd was: “Het is heel onproductief om te gaan strijden over wat taal wel en niet is, zoals sommige taalwetenschappers doen. ”

Functies van taal

“Die strijd komt voort uit een debat dat in feite al honderden jaren aan de gang is: is taal nu voor denken of voor communicatie. Dat is een onzinnig debat. Alsof er één functie moet zijn. En dat is wat ik nu bedoel met dat cadeaupapier: er zitten allerlei aspecten aan. Sommige aspecten van taal moet je wel degelijk begrijpen uit hoofde van communicatie, maar dat betekent niet dat dat de enige functie is van taal. Denken is minstens even belangrijk.”
Behalve voor communicatie en denken heeft taal nog allerlei andere functies. Van Oostendorp somt er nog een paar op: je kunt taal gebruiken om te laten zien wie je bent, om mee te spelen of gewoon om ‘het kanaal open te houden’. Het grootste deel van de dag gebruiken we taal op die laatste manier volgens Van Oostendorp: “Denk maar aan een ouder echtpaar dat in de trein zit. De trein gaat rijden en de vrouw zegt: de trein gaat rijden. Ze zien een koe en de vrouw zegt: een koe. Als mensen bij elkaar zitten, praten ze met elkaar.”

Taal om te denken

Ondanks al die verschillende functies van taal blijven mensen toch vaak hangen in het idee dat taal één functie heeft, aldus van Oostendorp. In onze moderne cultuur zien de meeste mensen communicatie als de primaire functie van taal. Toch werd daar lange tijd anders over gedacht: “Van de achttiende eeuw tot het begin van de twintigste eeuw werd het denken als de belangrijkste functie van taal gezien. Wij kunnen denken net als dieren, maar wij kunnen onze gedachten ook een vorm geven, namelijk in taal. En daardoor kunnen we ook over die gedachten zelf gaan nadenken. En dat kunnen dieren waarschijnlijk niet.”
Ook Chomsky ziet in het denken de belangrijkste functie van taal. Hij noemt de evolutie als argument. Iedere evolutionaire stap begint met mutatie bij een individu. Taal moet dus in eerste instantie een voordeel zijn geweest voor één individu. Daarom zou niet communicatie de eerste functie geweest zijn, maar veel eerder het denken. Van Oostendorp: “Maar ook in de discussie over evolutie geldt weer hetzelfde: mensen proberen één oorzaak te vinden voor het ontstaan van taal, terwijl er waarschijnlijk meerdere oorzaken zijn geweest.”
Wel ziet Van Oostendorp net als Chomsky taal als de belangrijkste toegangsweg tot de menselijke gedachten. “Een veel gehoorde uitspraak van nu is: wij zijn ons brein. Maar ‘wij zijn onze taal’ of ‘wij zijn onze zinnen’ komt volgens mij veel dichter in de buurt. Want die zinnen geven gedachten weer en tegelijkertijd delen we die gedachten met elkaar. ‘We zijn ons brein’ suggereert dat je helemaal opgesloten zit in je eigen schedeldak. Dat is natuurlijk helemaal niet zo.”

Taal voor kleine groepen

En dan is er nog één misverstand dat volgens de onderzoeker uit de wereld moet. Veel mensen denken dat taal bedoeld is om met grote groepen mensen te communiceren. Daar denkt Van Oostendorp anders over: “Ik zou willen beweren dat heel veel taal eigenlijk is toegesneden op kleinere groepen. In iedere zin die we zeggen zitten zoveel verborgen aannames over wat voor kennis jij en ik delen. Dat zie je nu in de sociale media soms totaal verkeerd gaan. Omdat mensen bijvoorbeeld iets twitteren dat grappig bedoeld is, maar dat veel mensen niet oppikken omdat ze niet dezelfde achtergrondinformatie hebben.”
“De meeste mensen kunnen dat ook niet, met grote groepen mensen communiceren. Dan gaat het dus helemaal mis, zoals met die uitspraken van Gordon over Chinezen. Dat zijn een soort kroeggrappen die per ongeluk in de openbaarheid terechtkomen. Iedere zin is ingebed in een bepaalde sociale context, en daar kun je niet omheen.”

Marc van Oostendorp: Heb je nou je zin! : een zoektocht naar de mooiste, langste, diepste en laatste zinnen. – Amsterdam : Prometheus-Bert Bakker, 2013. ISBN 978-90-351-3786-8.

________________________________________

Dit artikel is verschenen in de digitale nieuwsbrief van het Meertens Instituut (december 2013). Ook abonnee worden? Klik hier