Uitgelicht

Hun hebben is ‘fout’, u hebt is ‘goed’

Een aardige meisje, hij heb en hun hebben zijn ‘fout’ Nederlands. U hebt, hele mooie en jij kan zijn wel acceptabel. Dat vindt de meerderheid van de deelnemers aan een webenquête van het Meertens Instituut over goed en fout Nederlands. In totaal werden tien grammaticale verschijnselen onderzocht die aan verandering onderhevig zijn. Vormen die ‘fout’ worden gerekend zijn meestal vormen die geassocieerd worden met bepaalde sociale groepen of met dialectsprekers.

door Mathilde Jansen

Over gebruik van hun hebben zijn de laatste jaren verhitte debatten gevoerd in de media. Veel Nederlanders gebruiken het in plaats van zij hebben, soms zonder dat ze er zelf erg in hebben. Maar tegelijkertijd is er een grote groep (voor een deel dezelfde) mensen die het gebruik van ‘hun hebben’ sterk afkeurt.

Daarnaast is er een groep taalverschijnselen die een verandering ondergaat, zonder dat daar een haan naar kraait. Hoe komt het dat de ene verandering zoveel stof doet opwaaien terwijl de andere zich geruisloos voltrekt? Die vraag stelden taalkundigen Frans Hinskens en Hans Bennis van het Meertens Instituut in hun onderzoek naar ‘goed’ en ‘fout’ Nederlands.

Meertens Panel

Voor het onderzoek stuurden de onderzoekers een vragenlijst uit naar de deelnemers van het Meertens Panel. Dat is een grote groep belangstellenden die zich elektronisch heeft aangemeld voor het beantwoorden van digitale enquêtes. Van de ingevulde enquêtes waren 1515 bruikbaar voor analyse. De deelnemers waren allen afkomstig uit Nederland. De 85 Vlaamse deelnemers werden vanwege hun kleine aantal buiten beschouwing gelaten.

In de vragenlijst stonden tien grammaticale verschijnselen centraal. Voor elk taalverschijnsel moesten de deelnemers op drie 5-puntsschalen aangeven hoe ‘goed’ of ‘fout’, ‘lelijk’ of ‘mooi’, ‘slordig’ of ‘zorgvuldig’ ze het vonden. Ook werd gevraagd hoe vaak ze het zelf dachten te gebruiken en hoe vaak ze het hoorden in hun omgeving. Tot slot moesten de deelnemers voor de verschillende taalvormen aangeven in welke situaties ze het gebruik acceptabel vonden en in welke niet.

Anderen doen het 'fout'

Opvallend was dat de deelnemers van zichzelf overtuigd waren ‘goed’ Nederlands te spreken. De verschijnselen die zij zelf gebruikten, beschouwden zij als ‘goed’; de verschijnselen die zij weinig of niet gebruikten, beschouwden zij als ‘fout’ Nederlands. Of dit overeenkomt met hun werkelijke taalgebruik is onduidelijk, aangezien mensen zich hier niet altijd bewust van zijn.

Aan het onderzoek deden 609 mannen en 906 vrouwen mee. Terwijl in andere onderzoeken vaak is aangetoond dat vrouwen meer georiënteerd zijn op de standaardnorm, kwam hier geen verschil naar voren tussen mannen en vrouwen. “Maar waar je wél een verschil vindt, zijn de vrouwen rekkelijker dan de mannen”, voegt Hinskens toe. Deze uitkomst vraagt om verder onderzoek.

Voor inkomensniveau werden geen verschillen zichtbaar, maar dat kan te maken hebben met de opbouw van het panel. Daarin zijn de lagere inkomensgroepen ondervertegenwoordigd. Voor hun hebben werd wel een effect gevonden voor onderwijsniveau: het komt minder vaak voor bij mensen die hoger onderwijs hebben genoten. Het gebruik van jij kan was gerelateerd aan leeftijd: jongeren gebruiken deze vorm vaker, terwijl ouderen eerder jij kunt zeggen.

Sociale groepen

De taalverschijnselen die hier als ‘fout’ aangemerkt worden, verwijzen vaker naar een sociale groep, stelt Frans Hinskens. “Kijk maar naar een aardige meisje, dat men veelal associeert met mensen voor wie het Nederlands een tweede taal is. Een vorm als z’n eigen voor zichzelf wordt vooral afgekeurd door Hollanders, omdat zij het kennen uit hun dialect. En hun hebben ten slotte, associeert men met een lager opleidingsniveau.”

Deelnemers aan de enquête moesten ook aangeven hoe acceptabel deze verschijnselen waren in verschillende situaties. Zo worden jij kan en z’n eigen afgekeurd in formeel taalgebruik, zoals dat van de nieuwslezer of in een sollicitatiebrief. Maar zodra ze gebruikt worden op straat of in een SMS-bericht zijn ze volgens dezelfde groep wel acceptabel.

De vormen u hebt, hele mooie en jij kan (in plaats van u heeft, heel mooie en jij kunt) worden het gunstigst gewaardeerd door de deelnemers van deze enquête. Zij bevinden zich ongeveer halverwege de schaal. Ze worden met andere woorden als ‘goed’ Nederlands aangemerkt. “Ze zijn niet geassocieerd met bepaalde sociale groepen in de samenleving”, aldus Hinskens. En zijn daardoor al bijna doorgedrongen tot het Algemeen Nederlands.

 

Bron: Hans Bennis & Frans Hinskens: ‘Goed of fout. Niet-standaard inflectie in het hedendaags Standaardnederlands’. In: Nederlandse taalkunde 2014, volume 19, nummer 2.

Dit artikel is verschenen in de nieuwsbrief (november 2014) van het Meertens Instituut. Ook interesse in de nieuwsbrief? Klik hier voor meer informatie.