Hebben en zijn

Zowel tussen de verschillende variëteiten van het Nederlands als tussen de verschillende talen bestaat er een grote variatie in het gebruik van hebben en zijn. Hetzelfde geldt voor het gebruik van de datief. Dit kan goed geïllustreerd worden aan het verschil tussen het Nederlands en het Engels. 

Terwijl in het Nederlands hebben en zijn beide als hulpwerkwoord van tijd gebruikt kunnen worden (Jan heeft gelachen; Jan is gearriveerd) is in het Engels alleen have mogelijk (John has laughed/arrived). Dit verschil in hulpwerkwoordselectie lijkt te correleren met naamvalstoekenning: in passieve constructies met dubbelobjectwerkwoorden als aanbieden bijvoorbeeld verschijnt in het Nederlands de oorspronkelijke accusatief als onderwerp terwijl in het Engels de oorspronkelijke datief als onderwerp verschijnt (De boeken werden hem aangeboden versus He was offered the books). Dit onderzoek beoogt de geattesteerde variatie tussen dialecten/talen in kaart te brengen en te verklaren uitgaande van de hypothese dat de werkwoorden hebben en zijn invariant zijn.

Onderzoekers: Hans Broekhuis, Marjo van Koppen, Leonie Cornips