8 april 2018

‘Heb je altijd een toga aan?’ Taalkundeprofessor Marjo van Koppen op de fiets naar de basisschool

Tijdens Meet the Professor stapten 140 professoren van de Universiteit Utrecht (UU) op 27 maart op de fiets naar basisscholen in Utrecht. Een echte professor in de klas, die je 'de toga' van het lijf mag vragen: de leerlingen van groep 6, 7 en 8 vonden het spannend maar vroegen de hoogleraar al gauw ook daadwerkelijk alles: 'Heb je altijd een toga aan?' Tegelijkertijd leerden de kinderen tijdens dit initiatief over wetenschap, onderzoek en de universiteit. Onze taalkundeprofessor Marjo van Koppen, verbonden aan de UU en het Meertens Instituut, stapte ook op de fiets en doet verslag:

Marjo van Koppen, hoogleraar variatielinguïstiek van het Nederlands:

Een van de voordelen van hoogleraar zijn aan de Universeit Utrecht is dat je mee mag doen met Meet the Professor. Het leek me altijd al leuk om naar een basisschool te gaan om de verwondering die ik heb over taal te delen met kinderen. Dat viel niet tegen.
 
De kinderen ontdekten eerst door een spelletje dat het moeilijk is om een boodschap over te brengen zonder taal te gebruiken. Taal is, zo leerden zij, dus heel belangrijk voor mensen. Het is ook heel moeilijk om activiteiten te bedenken waarbij je geen taal gebruikt: zelfs als je droomt gebruik je taal. We bespraken waarom je taal zou bestuderen. De kinderen uit groep blauw van Arcade Montessori kwamen met prachtige redenen: om kinderen beter taal te leren, om te snappen hoe het kan dat sommige kinderen twee talen spreken voordat ze naar school gaan, om te zien wat dialecten nou eigenlijk zijn, om mensen met taalproblemen te helpen.

Vervolgens keken we naar het verschil tussen dierentaal en mensentaal. Iedereen was het erover eens – het klonk zelfs als één mond – dat je moeder na je thuiskomst uit school meteen vraagt: 'Hoe was het op school?' De kinderen met een hond, poes of konijn wisten te vertellen dat de dieren wel kunnen zeggen hoe lief ze je vinden, dat ze honger hebben of naar buiten willen, maar nooit hoe het op school was.

De verkenningstocht ging voort: om te ontdekken hoe rijk het Nederlands eigenlijk is, probeerden we zelf woorden te maken. Er ontstonden prachtige nieuwe woorden die de kinderen zelf hadden bedacht! Een pizzaraket (een raket gemaakt van pizza), boekennagellak (nagellak voor boeken), sterrensneeuw (sneeuw gemaakt van sterren) en kattenstaartencolasnoepjes (colasnoepjes in de vorm van kattenstaarten). De kinderen ontdekten al snel dat onze taal zich niet alleen goed leent om nieuwe woorden te bouwen, maar dat die woorden ook een patroon volgen: een pizzaraket is immers een soort raket en niet een soort pizza, en een kattenstaart is een soort staart en niet een soort kat. Het is het laatste woord dat bepaalt wat voor soort het nieuwe woord is. Een knappe ontdekking, die zelfs eerstejaarsstudenten bij Nederlands vaak pas voor het eerst horen.

De kinderen hadden nog honderden andere vragen: Hoe lang ben je? Wat verdien je? Heb je altijd een toga aan? Zijn alle wetenschappers professoren? Als professoren onderzoek doen en studenten ook; wat is dan het verschil tussen die twee? Heeft u kinderen? Wilde u professor worden toen u klein was? Etcetera, etcetera. De kinderen waren razendenthousiast en deden enorm goed mee. Maar, onder het motto 'je kan ze helaas niet allemaal voor je winnen': Ik ontdekte ook een jongetje dat het uur beteuterd in een hoekje zat. Toen ik hem vroeg wat er was, antwoorde hij: 'Ik had liever een professor met ontploffingen gehad.' Hopelijk heeft een collega die volgend jaar voor hem in petto!

Foto: Femke Niehof