Uitgelicht

Hoe het verhaal van een Brabantse mystica in de doofpot verdween

In de jaren 30 van de twintigste eeuw verwerft een jonge vrouw uit een Brabants dorp grote bekendheid vanwege haar mystieke ervaringen. Totdat het verhaal in 1951 in de doofpot verdwijnt. 70 jaar later weet Peter Jan Margry alle archiefstukken te bemachtigen – tot in het Vaticaan aan toe.

door Mathilde Jansen

Niet eerder was in het nuchtere Nederland zoiets gezien: bij een jonge vrouw stroomde het bloed uit de ogen als gevolg van de stigmata die zich openbaarden. Deze vrouw, Janske genaamd, identificeerde zich zo met Jezus Christus dat de wonden van zijn kruisiging op haar lichaam verschenen. Tegelijkertijd noemde ze zich zijn bruid. Haar verhaal kwam in 1937 in de openbaarheid en zorgde voor een grote stroom aan religieuzen naar het Brabantse dorpje Welberg, waar Janske woonachtig was. Het was de dorpspastoor Adrianus Ermen die als eerste op de hoogte was van Janskes mystieke ervaringen: de Maria- en Christusverschijningen en de bezoeken van de duivel. Hij lekte het verhaal aan de pers.

“Als Ermen de kamer van Janske binnenkwam, rook hij nog de brandlucht van de aanwezigheid van de duivel”, vertelt etnoloog Peter Jan Margry. Hij deed jaren archiefonderzoek en schreef het boek Vurige liefde over het ‘bloedig bruidje van Welberg’. Daarvoor kon hij putten uit de talrijke aantekeningen van pastoor Ermen. Niet alleen het verhaal zelf, maar ook Margry’s zoektocht naar de archiefstukken geven het boek een hoog Dan Brown-gehalte. Want waarom verdween deze zaak in 1951 in een driedubbele kluis en daarmee in de doofpot?

Toestemming van Muskens

De vraag kwam bovendrijven toen Margry in de jaren negentig onderzoek deed naar bedevaartsplaatsen in Nederland, welke zijn vastgelegd in een grote databank van het Meertens Instituut. Om de archiefstukken van Janske Gorissen te bemachtigen vroeg hij meerdere malen toegang tot het archief van het bisdom Breda – tevergeefs. De doorbraak kwam in 2000, door de katholieke kerk uitgeroepen tot het Heilig Jaar en het jaar waarin Margry voor een sabbatical in Rome verbleef.

Hij had er een werkplek gevonden waar ook de Nederlandse bisschoppen af en toe resideerden. En zo kwam hij tijdens een borrel zomaar ineens naast de toenmalige bisschop van Breda te zitten, Tiny Muskens. Die was minder op de hoogte van de gevoeligheden rondom het dossier-Janske Gorissen dan zijn voorgangers, en gaf Margry in dat Heilig Jaar onmiddellijk toestemming het in te zien.

Rome in lockdown

De onderzoeker moest voortmaken, want Muskens werd in die tijd ziek en het was onduidelijk of de toestemming geldig zou blijven onder zijn opvolger. De bezoeken eindigden met een kleine domper, vertelt Margry: “Alles was in Breda aanwezig, maar het eindrapport van het Heilig Officie, de vroegere inquisitie, ontbrak. Ik trof een lege envelop aan: het rapport zelf lag in de archieven in Rome, die nog lang gesloten zouden blijven.”

Door deze tegenslag stortte Margry zich weer op andere zaken, tot het jaar 2019. Paus Franciscus verkondigde toen dat hij de archieven in Rome uit de oorlogstijd vervroegd ging openstellen, namelijk op 2 maart 2020. “Dat was natuurlijk prachtig, want zo werd opeens het dossier van Welberg openbaar.” Margry diende onmiddellijk een verzoek in en vloog begin maart naar Rome, maar op diezelfde dag ging Italië in lockdown vanwege de coronapandemie. “Terwijl het Vaticaan al helemaal op slot zat, heb ik via een zijdeur nog een aantal dagen mogen werken. Ik trof er alles aan wat ik wilde zien – óók het eindrapport.” De queeste was voltooid.

De rol van de pastoor

Met al deze archiefstukken kon Margry het altijd geheimgehouden verhaal van Janske Gorissen reconstrueren. Vooral de aantekeningen van pastoor Ermen waren daarbij cruciaal. “De detailrijkdom is zo groot, omdat er zo veel is vastgelegd en er heel idiote dingen gebeurden. Als je het leest, kun je haast niet geloven dat dit zich zo heeft afgespeeld.”

Volgens Margry laat Ermen zich door die aantekeningen erg in de kaart kijken. “Je ziet dat hij bezig is om ‘fenomenen’ te creëren. Deze pastoor had een naïef geloof in de duivel en verschijningen. Toen hij op het seminarie zat om priester te worden, zeiden zijn medestudenten het al: als er ooit bij iemand een verschijning plaatsvindt, dan zal het wel bij hem zijn. Hij was er erg ontvankelijk voor, dus het was een soort selffulfilling prophecy.”

Janske als biechtmoeder

Toen in 1937 het verhaal publiek bekend werd, was het hek van de dam. Grote groepen religieuzen reisden af naar Welberg. “Een van Janskes mystieke gaven was dat ze de harten van mensen kon doorgronden, en zo kon zien of mensen zich wel hielden aan de voorschriften van de katholieke kerk. Omdat in de jaren dertig van de vorige eeuw geloofsafval en twijfel onder priesters steeds vaker voorkwamen, kreeg zij daarmee de rol van een soort biechtmoeder. Een positie tegen de leer in. Dus zusters die over kuisheid twijfelden, pastoors en kapelaans die het celibaat slecht konden handhaven of daaraan voorbijgingen en er een relatie op nahielden, zochten allemaal steun bij Janske.”

Normaal gesproken volgt op mystieke openbaringen een grondig onderzoek van de katholieke kerk, waarna de bisschop een uitspraak doet over de authenticiteit. In het geval van Janske gebeurde dat niet. Volgens Margry komt dat mede doordat zij de gave had om mensen op het rechte pad te brengen. “De bisschop uit Breda is één keer in Welberg geweest. Nadat hij haar had gezien en een uur lang met haar gesproken had, was hij totaal overtuigd. Hij zei: dit is zo’n bijzondere mystica, dat hebben we niet eerder gezien.” Er volgde geen uitgebreid onderzoek.

Wat volgens Margry ook meespeelde in de instandhouding van dit ‘collectief fantasma’, is dat er in de rest van Europa regelmatig dit soort mystieke figuren opstonden, maar dat Nederland nog nooit ten deel was gevallen. Dat had ermee te maken dat de katholieken zich enigszins moesten aanpassen aan de protestanten. “Als er al te gekke roomse dingen gebeurden, kwamen die in protest. Maar tegelijkertijd was er ook onder katholieken in Nederland een enorme honger naar dit soort mystieke verschijnselen. De katholieken waren hier heel serieus in het geloof, roomser dan de paus, en meenden ook wel eens een verschijning verdiend te hebben.” Janske werd dus al snel omarmd.

Een klef clubke

Ondertussen bleef de bisschop maar dralen en werd er geen bisschoppelijke uitspraak gedaan. De cultus begon zodanig uit de hand te lopen dat het Heilig Officie in Rome werd getipt. “Die stuurden een handjevol onderzoekers”, vertelt Margry, “maar allemaal kwamen ze terug met enthousiaste verhalen.”

In het Vaticaan zit in die tijd ook een Nederlander, die vrij berucht was omdat hij mensen onder druk kon zetten. Hij weet uiteindelijk korte metten te maken met de ontstane verering. Als hij in 1946 in Welberg arriveert, heeft hij meteen succes, omdat rond de cultus van Janske en Ermen een sektarische groep is ontstaan met de naam ‘het clubke’. “Janske ontvangt als ‘bruid van Christus’ almaar omhelzingen en kussen van Christus die gedeeld moeten worden. Er ontstaat zogezegd een heel klef clubke. En ondertussen ontwikkelt zich tussen de dorpspastoor en de mystica een fysieke ‘vurige liefde’. Aan de Nederlandse afgevaardigde uit Rome bekennen zij uiteindelijk hun relatie.”

Decennialang onaangeroerd

Op dat moment wordt Ermen op het matje geroepen en tijdelijk op non-actief gesteld. In 1950 wordt het eindrapport over Janske Gorissen voltooid en verdwijnt het dossier in de doofpot. “Kardinaal De Jong in Utrecht heeft toen alle bisschoppen in Nederland een geheime brief geschreven waarin hij opdracht gaf om alle archiefstukken rond deze zaak ofwel te vernietigen ofwel te overhandigen aan het bisdom Breda, waar ze opgeborgen werden in een kluis, en om nooit meer iets over deze zaak te zeggen. Een complete doofpot. In Welberg bleef men verbaasd achter, zonder iets te weten. Het archief heeft decennialang onaangeroerd gelegen – zelfs de archivaris mocht er niet in – totdat ik het mocht inzien.”

Het trauma dat de katholieke kerk en de bevolking van Welberg opliepen door deze gebeurtenissen, lijkt nog steeds niet volledig weggeëbd. Ook nu bleek de huidige bisschop van Breda niet bereid het boek van Margry in ontvangst te nemen. Die rol werd uiteindelijk vervuld door de vicaris van het bisdom – die het boek overigens met lovende woorden ontving. En ook de aantrekkingskracht van mystieke gebeurtenissen als in Welberg die de katholieke kerk in een spagaat brachten, is nog altijd aanwezig. Nog steeds zijn er personen die Maria of Christus zien of stigmata tonen.

Met zijn boek Vurige liefde. Het geheim rond het Bloedig Bruidje van Welberg wil Margry inzichtelijk maken hoe geloof op lokaal niveau is te creëren. “Omdat men zo graag wilde dat dit gebeurde in Nederland, viel al het kritisch vermogen weg en verviel men in een collectief fantasma of collectieve verdwazing. Ik zie dit als een exemplarische casus voor al die andere gevallen van stigmatisering en verschijningen in de wereld, tot aan Lourdes aan toe.”

Over het boek

Peter Jan Margry: Vurige liefde. Het geheim rond het Bloedig Bruidje van Welberg. Uitgeverij Prometheus, 2021. Bestelinformatie

Afbeeldingen: 1. Janske Gorissen in stigmatisatie, met de doornenkroon-hoofdwonden van Jezus Christus; 2. Schilderij uit 1937 gemaakt naar de verschijning van Moederke (Maria) van Welberg aan Janske; 3. Zieneres Janske Gorissen en pastoor Janus Ermen, de twee hoofdpersonen van het boek.