Standaardisering van Nederlandse variëteiten (dialecten, regiolecten)
De standaardtaal is anders dan de Nederlandse dialecten voor een belangrijk deel gevormd door de inspanning van vooraanstaande taalgebruikers, die een keuze maakten uit verschillende taalvormen, die overigens meestal het resultaat waren van natuurlijke ontwikkelingen.
Interessant is dat er eind 20ste en begin 21ste eeuw in zekere zin op regionaal niveau een herhaling plaatsvindt van wat voor de standaardtaal in de renaissance gebeurde: opnieuw probeert een groep taalgebruikers uit de bestaande variatie een standaardvorm te kiezen, te promoten en te codificeren. Dit roept een groot aantal nog niet systematisch onderzochte sociolinguïstische vragen op: Wie bepalen de norm van het regiolect? Welke taalvarianten worden daarbij als norm gekozen, voor de spelling, voor de uitspraak, voor de grammatica; wat geldt als taalcentrum van de regiolecten en waarom? Wat zijn de argumenten voor en tegen bepaalde varianten? In hoeverre komt de argumentatie overeen met die voor de keuzes van de standaardtaal tijdens de renaissance en in hoeverre verschilt deze? In hoeverre komt het gestandaardiseerde regiolect overeen met wat mensen daadwerkelijk zeggen of is het een geconstrueerd iets? Wat is de houding van de taalgebruikers tegenover dit gestandaardiseerde regiolect: volgen zij het na en leidt dat tot veranderingen in de regiolecten en/of de dialecten?
Onderzoekers: Nicoline van der Sijs, Leonie Cornips