Publicatiedatum: 29 september 2010
Verhalen van Stad en Streek
door Mathilde Jansen
Op donderdag 23 september werd op het Meertens Instituut het eerste exemplaar van Verhalen van Stad en Streek overhandigd aan Ton Dekker. Uitgever Mai Spijkers vertelde over de totstandkoming van het boek en Theo Meder liet een reeks voorbeelden de revue passeren van Nederlandse volksverhalen.
The lore of the land vormde de inspiratie voor Verhalen van Stad en Streek. Dit omvangrijke boekwerk met Engelse sagen en legenden was in 2005 kaskraker tijdens de kerstverkoop in Engeland. Mai Spijkers, directeur van uitgeverij Bert Bakker/Prometheus, benaderde Theo Meder met het verzoek om iets vergelijkbaars voor Nederland te maken. Dat bleek een goede keuze: de redacteuren die Theo om zich heen verzamelde bleken volhardend om een goed boek te maken. Ze lieten zich niet opjagen door de voorgestelde deadline van Mai Spijkers, maar gingen daar lekker overheen.
Theo Meder vult aan: “De wens van de uitgever om het manuscript binnen een jaar af te leveren, zou geresulteerd hebben in een rommeltje. Wij waren realistisch en wisten dat het zeker wel vier jaar zou gaan duren.” The lore of the land diende dan wel als voorbeeld, legt Meder uit, maar toch is de Nederlandse versie heel anders geworden. “Wij wilden niet zomaar alles opnemen, maar een mooie selectie van verhalen maken. Daarbij was een goeie geografische spreiding en een spreiding van thema’s essentieel. Uiteindelijk hebben we gekozen voor zo’n 30 verhalen per provincie.”
Het vrouwtje van Stavoren en het Stryper Wyfke
Uit al die verhalen heeft Meder er een paar uitgekozen om zijn publiek alvast op te warmen. Een aansprekend voorbeeld is het jongetje met de vinger in de dijk, waar bijna iedereen wel van heeft gehoord. Met zijn vinger beschermde Hans Brinker Nederland tegen de dreigende zee. Wat minder bekend is, is dat het hier gaat om een verzonnen Amerikaanse sage, in stand gehouden voor de toeristen. Het beeld in Spaarndam houdt de traditie in ere; in Harlingen staat er ook een. Meder legt uit hoe door de tijd heen verschillende legendarische figuren zijn ‘geclaimd’ door plaatsen en steden.
Overigens doet het er niet altijd toe of zo’n legendarische figuur ook een positief imago droeg. Het vrouwtje van Stavoren bijvoorbeeld, sinds 1969 vereeuwigd in Stavoren, was bepaald geen voorbeeldige vrouw. Haar hebberigheid deed haar uiteindelijk in armoede vervallen. Of de Vliegende Hollander: een goddeloos figuur die een pact aanging met de duivel. De negatieve kant van dit verhaal weerhield Terneuzen er niet van om deze figuur te claimen. Sommige sagen leidden zelfs tot ruzies tussen gemeenten. In de sage van de meermin van Westenschouwen werd een vloek uitgesproken over de stad. Alleen de stompe toren zou overeind blijven staan. De voorspelling kwam uit, maar de stompe toren van Westenschouwen bleef een zichtbaar icoon bij het volksverhaal. Totdat deze toren afgebroken werd, en het naburige Koudekerke – dat ook een stompe toren bezat – de sage annexeerde.
Ten slotte geeft Meder ons nog een unieke sage mee, die van het Stryper Wyfke op Terschelling. Hoewel de meeste volksverhalen niet typisch Nederlands zijn, vormt het Stryper Wyfke een uitzondering. Het verhaal speelt ten tijde van de Engels-Nederlandse oorlog in 1666. Als de Engelsen West-Terschelling in de fik hebben gestoken, zien ze in de verte donkere figuren opdoemen. Het Stryper Wyfke wordt om uitleg gevraagd en zij antwoordt: “Ze staan er bij honderden en liggen er bij duizenden.” Waarop de Engelsen onmiddellijk op de vlucht slaan, niet wetende dat het Stryper Wyfke verwees naar het kerkhof met zijn staande stenen en rustende lichamen.
Theo Meder overhandigt het eerste exemplaar van Verhalen van Stad en Streek aan Ton Dekker.Het lokale als uitgangspunt
Aan het eind van zijn verhaal, waarin overigens nog veel meer sagen voorbij kwamen, overhandigt Meder het eerste exemplaar van Verhalen van Stad en Streek aan Ton Dekker. Als hoofd van de afdeling Volkskunde op het oude P. J. Meertens Instituut, heeft hij veel voor het volksverhalenonderzoek betekend. Dekker bekent dat hij al enkele drukproeven heeft mogen inzien, en typeert het als een ‘verschrikkelijk spannend boek’, want: “Je weet niet wat er op de volgende pagina gebeurt.” Dat heeft zijns inziens vooral te maken met de opbouw van het boek, waarbij het lokale als uitgangspunt is genomen.
Overigens is dit geen gebruikelijke benadering van volksverhalen, licht Dekker toe. Hij vertelt over de tijd dat hij nog op het instituut werkte. Toen stonden de traditionele sagen en sprookjes nog gelijk aan oeroude verhalen. “Onderzoekers dorsten er niets mee te doen: ze bleven op grote afstand van de verhalen en gaven een zo letterlijk mogelijke weergave.” De combinatie met het broodje aapverhaal zoals bijvoorbeeld het complot rondom de moord op Pim Fortuyn waren in zijn tijd zeker nog beschouwd als heiligschennis. Maar, voegt hij toe: “Gelukkig zijn we nu een stuk nuchterder en liberaler. In dit boek komt de lezer niet alleen meer te weten over volksverhalen, maar ook over de inzichten van het moderne volksverhalenonderzoek.”
Willem de Blécourt, Ruben A. Koman, Jurjen van der Kooi en Theo Meder: Verhalen van stad en streek: sagen en legenden in Nederland. Bert Bakker/Prometheus.
Bezoek ook eens de Nederlandse volksverhalenbank
Dit artikel is verschenen in de digitale nieuwsbrief van het Meertens Instituut. Ook abonnee worden? Klik hier