Publicatiedatum: 1 februari 2012
Leonie Cornips over meertalig opvoeden: “We onderschatten wat kinderen aankunnen”
In de tiende nieuwjaarsuitgave van het Meertens Instituut weerlegt Leonie Cornips een groot aantal vooroordelen over meertaligheid. Het hardnekkigste vooroordeel is misschien wel dat een meertalige opvoeding nadelig is voor de verwerving van het Nederlands. Toch is er vanuit taalkundig oogpunt geen enkele reden tot zorg, aldus Cornips: “Kinderen die van begin af aan met twee talen opgroeien, kunnen ze gewoon als twee moedertalen leren spreken.”
door Mathilde Jansen
Meertaligheid is een beladen begrip. Eigenlijk maken sociolinguïsten zoals Cornips allang geen onderscheid meer tussen één- en tweetaligen. Want in feite is ieders taal doorspekt met ‘vreemde’ woorden, en zijn we dus allemaal meertalig. Taal zet je heel bewust in om je identiteit uit te drukken. Of zoals de onderzoeker het verwoordt: “Taal is een heel gevoelig middel om mensen in en uit te sluiten. Dat is ook waarom taal continu varieert en waarom ook niet iedereen hetzelfde spreekt.”
Tweeslachtig
Taalvariëteiten worden om die reden maar moeilijk los gezien van bepaalde sociale groepen in de samenleving. En dat verklaart waarom de Nederlander nogal tweeslachtig is in zijn kijk op meertaligheid: “In onze samenleving wordt meertaligheid als gunstig beoordeeld als mensen Engels spreken, want dat is een hoog gewaardeerde taal. Maar als je kijkt naar zo’n gedragscode van voormalig burgemeester Opstelten: dan is het niet de bedoeling dat Marokkaans, Arabisch of Berbers in de openbare ruimte worden gesproken. Mensen worden opeens paniekerig als het gaat om talen van sprekers met een minder hoog aanzien, of mensen die als probleemmakers gezien worden.”
Maar als je vanuit een puur taalkundig perspectief naar meertaligheid kijkt, dan blijkt dat een meertalige opvoeding in geen enkel opzicht nadelig is. In de taalontwikkeling doorlopen tweetalige kinderen vaak hetzelfde pad als eentalige kinderen. Cornips: “Het lijkt er zelfs op dat een meertalige opvoeding voordelen heeft. Dat zie je bij Limburgse kinderen die opgroeien met het Limburgs dialect en het Nederlands. Die zijn sneller in de verwerving van het grammaticaal geslacht – het verschil tussen de– en het-woorden – omdat het Limburgs drie geslachten onderscheidt. Zo zijn er drie lidwoorden. Maar geslacht komt ook tot uitdrukking in het bezittelijk voornaamwoord. Het is mijn boek en mijne tafel. Limburgse kinderen hebben dus veel sneller in de gaten dat er zoiets is als grammaticaal geslacht. Op het moment dat zij Nederlands leren, zijn ze daar gevoeliger voor dan kinderen die geen Limburgs als moedertaal hebben.”
Straattaal
Toch associëren mensen de taal van veel stadse jongeren – ook wel straattaal genoemd – vaak met incorrect taalgebruik. Deze jongeren zeggen bijvoorbeeld de meisje in plaats van het meisje. Maar betekent dat echt dat ze het Nederlands slecht beheersen? “Nee”, legt Cornips uit: “in straataal gebruiken jongeren de lidwoorden bewust verkeerd. Een van de Rotterdamse jongeren die geïnterviewd is door mijn collega’s Margreet Dorleijn en Jacomine Nortier formuleerde het als volgt: ‘Wanneer ik het huis zeg hier in de straat met mijn vrienden, dan staat dat zó stom! Dat doe ik dus echt niet’. De taalkundige kennis van deze jongeren is dus verbluffend goed, want er wordt bewust gemanipuleerd met lidwoorden. Het is overigens gek dat er zoveel over straattaal gesproken en geschreven wordt, zonder dat we er überhaupt opnames van hebben. We zien het soms voorbij komen in het journaal of in een dictee, maar nooit zien we het in de natuurlijke setting.”
Taalachterstand
Als kinderen een meertalige opvoeding krijgen, hoeven ze ook geen taalachterstand op te lopen. Onderzoek heeft uitgewezen dat een taalachterstand vooral te maken heeft met een verschil tussen schooltaal en thuistaal. “Docenten spreken vaak op een abstract niveau, over zaken die niet in het hier en nu spelen. Als je dit thuis niet aangeboden krijgt, wordt het lastig. Als ouder moet je dus een gevarieerd taalaanbod bieden: spelen, zingen, rekenen, spelletjes doen. Als dat in beide talen goed gebeurt, gaat een kind niet met een taalachterstand naar school. Als ouders denken dat kinderen maar één taal goed kunnen leren, onderschatten ze wat kinderen aankunnen.”
Leonie Cornips: Eigen en vreemd. Meertaligheid in Nederland. Meertens Instituut / Amsterdam University Press, Amsterdam 2012. Leonie Cornips is onderzoeker aan het Meertens Instituut en bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Maastricht.
Copyright afbeeldingen bij deze tekst: Caroline de Roy.
Dit artikel is verschenen in de digitale nieuwsbrief van het Meertens Instituut. Ook abonnee worden? Klik hier.