Publicatiedatum: 29 februari 2012
Nederlanders: een nuchter volkje?
Eind vorig jaar richtten drie onderzoekers van de Vrije Universiteit en het Meertens Instituut een centrum op voor cross-disciplinair onderzoek naar emoties en zintuigen. Herman Roodenburg, onderzoeker aan het Meertens Instituut en hoogleraar aan de VU, legt uit hoe verschillende vakdisciplines elkaar kunnen bestuiven in onderzoek naar de menselijke emotie.
door Mathilde Jansen
Op 4 november 2011 werd op het najaarscongres van het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap het startschot gegeven voor het Amsterdam Centre for Cross-Disciplinary Emotion and Sensory Studies (ACCESS). De bedoeling van dit centrum is om wetenschappers uit verschillende disciplines samen te brengen die onderzoek doen naar de relatie tussen emoties, zintuigen en cultuur. Het gaat om een samenwerkingsverband tussen het Meertens Instituut en de Vrije Universiteit Amsterdam. Herman Roodenburg, onderzoeker aan het Meertens Instituut en bijzonder hoogleraar aan de VU, is één van de initiatiefnemers.
Op allerlei plekken in Nederland houden wetenschappers zich bezig met emotieonderzoek. Het zijn historici, antropologen, taalwetenschappers, psychologen, neurowetenschappers, filosofen etcetera. Omdat ze in heel verschillende disciplines werken, hebben ze weinig weet van elkaars onderzoek. Inger Leemans, Kristine Steenbergh en Herman Roodenburg besloten een platform op te richten, dat de naam ACCESS meekreeg. Roodenburg: “Met ons platform willen we dit soort wetenschappers kennis met elkaar laten maken en kijken waar mogelijkheden liggen tot samenwerking. Zo hebben we in februari een congres georganiseerd waarop een sociaal psycholoog, een taalwetenschapper en een neurowetenschapper spraken; op 22 maart geeft de Duitse historica Ute Frevert een lezing over de geschiedenis van emoties.”
Calvinistisch zelfbeeld
Zelf schrijft Roodenburg een boek over Nederland en emoties door de eeuwen heen. “Nederlanders staan bekend als een nuchter, uit de klei getrokken volk. Maar klopt dat Calvinistische zelfbeeld eigenlijk wel? De emo-t.v. die we dagelijks voorgeschoteld krijgen – denk aan programma’s over vermiste personen, familieruzies en oude liefdes die herenigd worden – doet anders vermoeden.”
Om te onderzoeken hoe emotioneel de Nederlander uit vroeger tijden was, hebben we slechts geschreven en visuele bronnen tot onze beschikking. Roodenburg heeft zich met name verdiept in handboeken die predikanten, schilders en toneelspelers gebruikten vanaf de 16e eeuw. “De godsbeleving in die tijd ging letterlijk met tranen gepaard. In de retorische handboeken voor predikanten in het algemeen – en dus ook voor bevindelijke calvinisten – vinden we hier aanwijzingen voor. En ook de retorische eisen die gesteld werden aan schilders, riepen op tot het verbeelden van de emotie. Alleen op die manier kon de toeschouwer zich emotioneel betrokken voelen. Een schilder als Rembrandt kon die emotie heel goed vastleggen in een enkele houding of een blik. En dat verklaart misschien ook het tijdloze van zijn werk.”
Passieschilderijen
De gedachte dat in de protestantse kerk minder emotie te vinden zou zijn dan in de katholieke, spreekt Roodenburg tegen: “Het verschil zit hem in de innerlijkheid. Het protestantisme speelt meer in op de innerlijke emotie, het geweten. Een mooi voorbeeld daarvan is de verbeelding van de lijdensweg van Christus. Eind 15e, begin 16e eeuw werd deze nog heel fysiek, met heel veel wreedheid, afgebeeld. Hoe bloederiger, hoe beter. Als je de vijf passieschilderijen van Rembrandt uit de 17e eeuw bekijkt, zijn er nauwelijks bloedsporen of wreedheden meer te zien. En de passiereeks begint pas met de oprichting van het kruis, alle wreedheid ervoor heeft Rembrandt weggelaten. Na de reformatie moet de toeschouwer zelf bedenken wat de mensheid Christus heeft aangedaan. In katholieke landen, vooral in Spanje, is men doorgegaan met de fysieke uitbeelding van het lijden. In oktober was ik in Brazilië. En dan zie je dat de Christusfiguren daar nog weer bloederiger zijn dan in Spanje, met dikke bloedklonters op de knieën.”
Spiegelneuronen
Terug naar het centrum voor emoties en zintuigen. Wat heeft een historicus als Roodenburg nu eigenlijk aan inzichten uit een vakgebied als de neurowetenschap? Als voorbeeld noemt Roodenburg de Cartesiaanse scheiding van lichaam en geest. In de tijd van Descartes en ook nog in de achttiende eeuw werden lichaam en geest als één gezien, volgens de Aristotelische traditie. “Uit huidige neurowetenschappelijke inzichten blijkt deze pre-cartesiaanse gedachte zo gek nog niet. Lichaam en geest blijken sterk met elkaar vervlochten te zijn. Dit inzicht werd bevestigd met de ontdekking van de zogenaamde spiegelneuronen in de jaren ’90 door drie Italiaanse neurowetenschappers van de Universiteit van Parma. Zij bestudeerden de hersenactiviteit van makaken, een soort aapjes. Het bleek dat in de hersens van aapjes die een banaan aten, dezelfde neuronen vuurden als in de hersens van aapjes die naar die etende aapjes keken. In Nederland wordt dergelijk onderzoek gedaan door Christian Keysers, hoogleraar in Groningen, die ook in Parma heeft gewerkt. Als je nu kijkt naar Descartes, volgens wiens filosofie het lichaam en de geest strikt gescheiden van elkaar waren, blijkt dat ook in zijn belevingswereld deze opvatting niet al te strikt gold. Uit zijn brieven blijkt dat hij een fervent luitspeler was. Wanneer hij het luitspel beschrijft, wijst hij erop dat alleen al met het plaatsen van de vingers op de snaren de geoefende luitspeler zich de passages zal herinneren die deze vingerzettingen vereisen. Met andere woorden, zijn geheugen zit deels in zijn vingers. De huidige neurowetenschappelijke inzichten helpen mij als historicus om zo’n passage te duiden.”
Afbeeldingen: 1. Herman Roodenburg; 2. Rembrandt, De afneming van het kruis (bron: statenvertaling.net)
Bezoek de website van het Amsterdam Centre for Cross-Disciplinary Emotion and Sensory Studies (ACCESS)
Dit artikel is verschenen in de digitale nieuwsbrief van het Meertens Instituut. Ook abonnee worden? Klik hier.