Uitgelicht
Publicatiedatum: 31 oktober 2012

Zwarte Piet: geen Afrikaanse slaaf maar een Saraceen?

De argumenten van Henk van Benthem betwist – door John Helsloot

In het boekje Sint Nikolaas en zijn knecht (1850) van Jan Schenkman (1806-1863) is Sinterklaas voor het eerst afgebeeld met een ‘knechtje, dat zwart is van kleur’. Hoe kwam Schenkman daarbij? Over die vraag hebben velen zich het hoofd gebroken. In de glossy Sint van 2012 presenteert Henk van Benthem een nieuwe bron voor de herkomst van Zwarte Piet: de roman Ivanhoe (1819/1820) van Walter Scott.

 

Jakken en broeken

Ivanhoe speelt in het Engeland van eind twaalfde eeuw. Ridders keren terug van de derde kruistocht. Sommigen hebben zwarte bedienden mee naar huis genomen, zoals de schurk Front-de-Boeuf. In een scene betreedt Front-de-Boeuf de gevangenis, gevolgd door twee Saraceense slaven van de Tempelier (of: kruisvaarder). Deze slaven omschrijft hij als volgt:

‘De zwarte slaven, welke Front-de-Boeuf vergezelden, hadden hunne prachtige kleding afgelegd, en jakken en broeken van grof linnen aangetrokken, hunnen mouwen waren boven den elleboog vast gemaakt.’ (p. 111 uit de Ned. uitgave van 1824)

Wie de plaatjes in Schenkmans boekje goed bekijkt zal onmiddellijk een overeenkomst zien tussen de uitdossingen van Zwarte Piet en bovenstaande beschrijving. Van Benthem trekt hieruit de conclusie dat Schenkmans Zwarte Piet geïnspireerd moet zijn door het boek van Scott. Dit is een iets te stellige bewering, aangezien er ook andere bronnen te vinden zijn waaruit blijkt dat zwarten dit soort kleding droegen (zie afbeelding onder).

 

Trouwe Saracenen

Dat Van Benthem Ivanhoe als bron opvoert voor de kledij van Zwarte Piet bij Schenkman is dus twijfelachtig, maar hij denkt er ook nog iets anders uit af te leiden. Volgens Van Benthem was de knecht van Sinterklaas namelijk geen Afrikaanse slaaf, zoals meestal wordt gesuggereerd, maar een Saraceen. Een term die van oudsher gebruikt wordt voor Arabieren uit het Nabije Oosten ten tijde van de kruistochten. Volgens Van Benthem hadden de Saraceneense slaven meer aanzien dan de Afrikaanse slaven:

‘Saracenen waren de bewoners van Palestina en de landen daar omheen. (…) Saracenen hadden aanzien. Saraceense slaven waren bedienden met een onvoorwaardelijke trouw.’ (p. 111 uit Sint 2012).

Dit leidt hij af uit een andere passage in Ivanhoe. Als de ridder Brian de Bois-Guilbert zijn geliefde Rebekka uit een brandend kasteel laat redden, gebeurt dit op het paard van een Saraceen: ‘Hier valt nog eens goed op welk een belangrijke functie die Saraceense bedienden hadden: het allerliefste wat de tempelridder bezat (…) vertrouwde hij toe aan zijn Saraceense knecht.’ (p. 112 uit Sint 2012)

 

Ambivalente voorstelling

De Saracenen worden in Ivanhoe, aldus Van Benthem, gecontrasteerd met als griezelig beschreven ‘Afrikaanse slaven’ of ‘zwarten’. In werkelijkheid is dit verschil in Ivanhoe veel minder scherp. De ‘Saraceense slaven’ worden in een adem ‘zwarte slaven’ genoemd, evengoed als de mannen met ‘Afrikaanse trekken’. Veelzeggend is het volgende fragment, waarin de Saracenen er niet zo goed vanaf komen:

‘(…) de woeste oogen der Saracenen, somber onder hunne zwarte wenkbraauwen heen en weder rollende, en eene nog akeligere vertooning makende door de witheid van de kring rondom den oogappel, gaven veeleer het geheim vermaak te kennen, hetwelk zij van het aanstaande tooneel verwachtten, dan eenigen tegenzin, om daarin deelgenooten en medehelpers te zijn.’ (Ivanhoe 1824 II: 118)

Een uitsluitend positieve waardering van ‘Saraceense slaven’, hoe ‘trouw’ misschien ook, valt hieruit nu niet bepaald af te leiden. Een ambivalente voorstelling in deze tijd, begin negentiende eeuw, van zwarte slaven ligt veel meer voor de hand.

 

Schijntegenstelling

Maar veel belangrijker is dat het onderscheid tussen ‘Saraceense’ en ‘Afrikaanse slaven’ op een schijntegenstelling berust. Bij ‘Saraceense slaven’ gaat het niet om Saracenen die slaaf zijn, maar om zwarte slaven ván Saracenen. Walter Scott laat daar in een van zijn voetnoten bij een latere Engelse uitgave (1830) van Ivanhoe geen twijfel over bestaan:

‘(…) wat zou er dan natuurlijker zijn, dan dat de Tempeliers, – die, zoo als wij wel weten, de weelderigheid der Aziatische krijgslieden, met welke zij kampten, navolgden, – de diensten zouden gebruiken der Afrikaansche slaven, welke de wisselvalligheden van den oorlog in hunnen handen leverden?’ (Vertaling van Ivanhoe 1852 II, p. 282)

Deze voetnoot ontbreekt in de Nederlandse uitgave van Ivanhoe van 1833. Had die daarin wel gestaan, dan was het voor de Schenkman en Van Benthem onmiddellijk duidelijk geweest dat een onderscheid bij ‘zwarte slaven’ tussen Saraceense en Afrikaanse slaven niet gemaakt wordt in Ivanhoe. Scott zegt alleen dat de kruisvaarders Afrikaanse slaven in dienst namen, omdat ze dat hadden afgekeken bij de Saracenen. Dit staat ook nog eens letterlijk in Scotts roman Talisman uit 1825:

‘(…) verscheiden van de vorsten van den kruistogt hadden zwarte slaven in hunnen huishouding ingevoerd, in navolging van de barbaarsche pracht der Sarracenen.’ (De Talisman II, p. 208)

 

Eerherstel

Op basis van Scotts Ivanhoe stelt Van Benthem dat het ‘knechtje, dat zwart is van kleur’ in de eerste uitgave van Schenkman geen Afrikaanse slaaf voorstelt. Daarmee mengt hij zich in het debat over de vraag in hoeverre de huidige figuur van Zwarte Piet nog aanvaardbaar is in het Sinterklaasfeest. Volgens Van Benthem is ‘eerherstel nodig’, omdat het beeld van de ‘grappenmaker’ die Zwarte Piet nu vaak is niet strookt met het beeld bij Schenkman als ‘meest betrouwbare schatbewaarder’ (p. 114, Sint 2012).

Het is niet duidelijk voor wie dit eerherstel wordt gevraagd, voor Jan Schenkman, de zwarte knecht, of mogelijk beiden. Onderzoekers van Zwarte Piet zijn het er over eens dat Zwarte Piet zich pas halverwege de twintigste eeuw heeft ontwikkeld tot een vooral grappige figuur. Hoewel hij aan het begin van de twintigste eeuw vooral een boosaardig figuur was, was hij dat in de eerste uitgave van Schenkman zeker niet.

Tegelijkertijd wordt er in deze hele periode geen twijfel aan gelaten, tot in uiterst karikaturale en stereotype voorstellingen aan toe, dat de zwarte knecht een man van Afrikaanse origine moet voorstellen. Soms – en inderdaad net als in Ivanhoe – in fantasievolle en exotische ‘moorse’ kledij.

Afbeeldingen: 1. Jan Schenkman, Sint Nikolaas en zijn knecht (Amsterdam: Bom, 1850). Koninklijke Bibliotheek. 2. Nederlandsch Magazijn 1844, p. 69. Bibliotheek Universiteit van Amsterdam.

Dit is een bewerking door Mathilde Jansen van onderstaand artikel:

John Helsloot 2012: ‘Zwarte Piet is geen Afrikaanse slaaf maar een Saraceen’. Henk van Benthems nieuwe verklaring van de zwarte knecht van Sinterklaas
[download hier het volledige artikel als pdf]

Naschrift van de auteur

In de Volkskrant van 30 november 2012 heeft Henk van Benthem, vermoedelijk naar aanleiding van dit artikel in de Nieuwsbrief van het Meertens Instituut, een tweede artikel geschreven over de herkomst van de zwarte knecht van Sinterklaas.

Zowel qua toon als inhoud wijkt het enigszins af van zijn bijdrage aan de glossy Sint van 2012. Het is voorzichtiger ten aanzien de betekenis van de roman Ivanhoe als inspiratiebron, van een onderscheid in ‘mensenras’ tussen ‘Afrikaanse zwarten’ en Saracenen is vrijwel geen sprake meer en erkend wordt dat de nieuwe uitbeelding van de knecht, met het pagepak, al plaatshad tijdens Schenkmans leven. Nadrukkelijker dan in de Sint wordt het feit dat Sinterklaas een zwarte knecht krijgt nu geplaatst in de context van het oriëntalisme: Schenkman bedacht een ‘oriëntaalse knecht’ om ‘macht en aanzien van zijn Sint-Nicolaas te versterken’.

Dat verschilt niet zoveel van de eerdere verklaring die de oorsprong van de zwarte knecht ziet in de portretkunst van de 17e en 18e eeuw, waarin aanzienlijke personages zich soms lieten afbeelden met een zwarte bediende als statussymbool. Maar door te wijzen op een roman als Ivanhoe en de cultus daaromheen – Van Benthem noemt toneel- en muziekstukken – kan begrijpelijk worden waarom die beeldtraditie rond het midden van de 19e eeuw weer actueel werd en op die manier Schenkman misschien inspireerde. Zo gesteld is dit een alleszins interessante hypothese, die het Zwarte Piet-onderzoek verder kan helpen.

Dit artikel is verschenen in de digitale nieuwsbrief (november 2012) van het Meertens Instituut. Ook abonnee worden? Klik hier.