Uitgelicht
Publicatiedatum: 9 januari 2015

André is cultureel erfgoed – over ‘Het fenomeen Hazes’

Het fenomeen Hazes is de titel van het Nieuwjaarsboekje van het Meertens Instituut dat deze maand in de winkels verschijnt. Onderzoekster Irene Stengs laat hierin zien hoe de culturele uitingen rondom de Nederlandse volkszanger André Hazes typerend zijn voor onze huidige samenleving. Zelfs tien jaar na zijn overlijden maakt de zanger nog volop deel uit van de Nederlandse cultuur in al zijn facetten.

door Mathilde Jansen

De afscheidsrituelen een jaar na Hazes’ dood brachten Stengs ertoe Hazes als onderwerp van onderzoek te maken. Sinds 2005 doet ze antropologisch onderzoek tijdens Hazesgebeurtenissen en –evenementen. Daarbij benadert ze Hazes als een fenomeen, zoals ze zelf in haar inleiding formuleert: “…als een prisma dat een aantal bredere verschijnselen uit de hedendaagse Nederlandse samenleving zichtbaar maakt”.

Gewone man

Hazes’ blijvende populariteit heeft volgens de onderzoekster alles te maken met ideeën over zijn ‘echtheid’, die tot ieders verbeelding spreekt. Hij is daarmee een ideale vertolker van het levenslied, waarin zijn achtergrond een belangrijke rol speelt: afkomstig uit een arm gezin in een Amsterdamse volkswijk. Volgens het verhaal werd hij op 8-jarige leeftijd ontdekt op de Albert Cuyp-markt, waar hij genoeg geld bij elkaar probeerde te zingen voor een verjaardagscadeau voor zijn moeder.

Ook als Bekende Nederlander bleef Hazes volgens velen een gewone man.  Al op jonge leeftijd had hij een baan als barkeeper, en zong hij zo nu en dan in het café. Vandaar zijn bijnaam Zingende Barkeeper. Die bijnaam paste ook bij zijn ongezonde levensstijl. Voor bepaalde groepen in de samenleving bieden de slechte gewoontes van Hazes – vooral drinken en roken – een extra mogelijkheid tot identificatie. Anderen hebben juist daarom een afkeer van Hazes, met name mensen uit de culturele bovenlaag.

Toch breidde de populariteit van Hazes zich ook onder deze laatste groep uit na de documentaire van John Appel, in 1999 verschenen onder de titel Zij gelooft in mij. De emotionele kwetsbaarheid die Hazes durfde te tonen, werd ook daar als echt ervaren. Bovendien is de gewoonheid die als typerend voor André Hazes werd gezien een van de belangrijkste Nederlandse deugden, aldus Stengs: “Achter de spreekwoordelijke uitdrukking ‘doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg’ gaat een normerende gelijkheidsideologie schuil, die feitelijke verschillen tussen burgers in termen van welvaart en maatschappelijke mogelijkheden verhult of bagatelliseert”.

BN’er-cultuur

De populariteit van Hazes staat overigens niet op zichzelf, maar heeft te maken met de opkomst van het volkse lied in de jaren ’50. In die periode bestond er een algehele nostalgie naar het ongecompliceerde bestaan van voor de oorlog. Die ongecompliceerdheid associeerde men met de volkswijken van de grote steden, zoals de Jordaan in Amsterdam. Met de doorbraak van Johny Jordaan was tegelijkertijd het verschijnsel volkszanger geboren: een volkse jongen die volkse liedjes zingt. Die nieuwe interesse in de volkse muziek werd overigens ook flink gepromoot door de platenindustrie en de radio.

Met name bij de publieke omroepen bestond eerst weerstand tegen dit genre, dat niet cultureel genoeg zou zijn. Maar vanaf de jaren ’80 werd de populariteit van het genre steeds zichtbaarder, vooral door de opkomst van de commerciële omroep. Bekende levensliedzangers als Frans Bauer en Guus Meeuwis braken door in de jaren ‘90, en sindsdien is het aantal levensliedzangers alleen maar gegroeid.

Samen met andere BN’ers zijn levensliedzangers inmiddels overal in onze samenleving zichtbaar. Denk aan reclames, quizzen, talentenjachten maar ook bij sport- en andere evenementen. In dat opzicht kunnen we volgens Stengs spreken van een publieke cultuur van het levenslied.

Om aan te geven hoe groot de rol is van de media in onze huidige samenleving, stelt de onderzoekster dat wij een grotere mate van echtheid toekennen aan dat wat er in de media gebeurt dan erbuiten. De begerenswaardigheid van het BN’erschap blijkt uit programma’s als The Voice of Holland of Heel Holland Bakt, waarin ‘gewone’ mensen de kans krijgen om beroemd te worden.

Ook publieke rouwdiensten die gehouden worden voor beroemdheden kunnen in die publieke cultuur geplaatst worden. Alle hoogtepunten in het leven van BN’ers – verjaardagen, huwelijken en uitvaarten – kunnen op media-aandacht rekenen. Bovendien versterkt de media-aandacht het BN’erschap: ook na zijn dood bleef Hazes immers een icoon.

BVO’tje

Eén van de manieren waarop fans hun liefde voor Hazes uitdragen, is via lichamelijke identificatie, dat vooral via het meezingen vorm krijgt. Stengs haalt de antropoloog Paul Connerton aan, die stelt dat herdenkingsrituelen een vorm van heropvoeringen zijn. De herdenkingsbijeenkomsten van Hazes zijn herdenkingsconcerten, waarbij artiesten, of soms ook zijn kinderen, nummers van Hazes ten gehore brengen. Via deze bijeenkomsten wordt Hazes als het ware weer tot leven gewekt.

Bij kleinere herdenkingsbijeenkomsten, zoals bij het standbeeld van Hazes, vinden we nog een andere vorm van lichamelijke identificatie. Hier tonen fans hun verbondenheid door het dragen van een Hazesoutfit (zoals zwarte hoed en zonnebril) of een Hazestatoeage. Ook imiteren de fans hun idool door het drinken van een bvo’tje (biertje voor onderweg), het opsteken van een sigaret of door zijn liederen mee te zingen.

Hoewel sinds het afscheidsconcert in de ArenA steeds vaker beweerd wordt dat heel Nederland van Hazes houdt, ligt dat toch ingewikkelder. Voor de culturele bovenlaag van de samenleving moet Hazes eerst ‘geschikt gemaakt’ worden. De lovende recensies van de musical Hij gelooft in mij in De Volkskrant en NRC laten zien dat de musical niet als ‘vermaak’ wordt gezien maar als ‘cultuur met een grote C’, zo beargumenteert Stengs. De regisseur heeft met succes de mogelijkheid tot meezingen bij de musical uitgesloten, door slechts fragmenten van Hazes’ liedteksten te gebruiken. Zingen en meeklappen past immers niet bij het publiek van het DeLamar Theater. Dat heel Nederland Hazes omarmd heeft, is volgens Stengs dan ook een mythe.

Hollandse symboliek

Tot slot laat de auteur van Het fenomeen Hazes zien hoe de wereld van het levenslied gekenmerkt wordt door een dominante nationale symboliek: rood-wit-blauw, oranje, klompen, molens en tulpen. De herwaardering van het Nederlands eigene, een algemene politieke ontwikkeling, komt zo tot uitdrukking in de populariteit van het Nederlandse levenslied. De toenemende culturele waarde van alles wat met Hazes samenhangt en de behoefte om Hazes voort te laten leven voor toekomstige generaties kan beschouwd worden als het begin van erfgoedvorming.

Bron: Irene Stengs: Het fenomeen Hazes. Een venster op Nederland. Meertens Instituut (KNAW) / Amsterdam University Press, Amsterdam 2015.

 

Dit artikel is verschenen in de nieuwsbrief (januari 2015) van het Meertens Instituut. Ook interesse in de nieuwsbrief? Klik hier voor meer informatie.