Uitgelicht
Publicatiedatum: 1 april 2015

Met de waterschrik door de polder

Vorige maand lanceerde het Meertens Instituut de SagenJager (www.SagenJager.nl), een digitale routeplanner vol met volksverhalen door de omgeving van Waterland. Te voet of op de fiets kun je genieten van een mooi stukje landschap en je tegelijkertijd laven aan de volkscultuur van dit gebied. Heksen, tovenaars, spoken en watermonsters: ze komen allemaal voorbij via deze mobiele website.

door Mathilde Jansen

Wie de volksverhalenbank van het Meertens Instituut raadpleegt, ziet dat de verhalen (inmiddels zo’n 44.000) uit het hele land afkomstig zijn. En toch zijn er twee gebieden die rijker bedeeld zijn dan de rest. Dat heeft alles te maken met de aanwezigheid van twee verwoede verhalenverzamelaars, legt onderzoeker Theo Meder uit: Cornelis Bakker in Waterland en Dam Jaarsma in Friesland.

Aan Dam Jaarsma werd vorig jaar uitgebreid aandacht besteed in de nieuwsbrief. Het was toen precies 100 jaar geleden dat hij werd geboren. Jaarsma staat bekend als de grootste verhalenverzamelaar die Nederland ooit gekend heeft. Voor Friesland tekende hij in de jaren ’60 en ’70 van de twintigste eeuw duizenden volksverhalen op. “Vandaar dat we nu al bezig zijn om routes uit te zetten in Friesland,” aldus Meder. “De techniek ligt er, het is slechts een kwestie van de kaart verder invullen.”

Collectie Boekenoogen

Wat Jaarsma was voor Friesland, was Bakker in zekere zin voor Waterland en omstreken. Cornelis Bakker verzamelde rond 1900 zo’n 500 verhalen in de omgeving van Waterland. Dat deed hij na een oproep in de krant van Gerrit Jacob Boekenoogen. Deze neerlandicus werkte in Leiden voor het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT). Volksverhalen en volksliedjes hadden zijn persoonlijke interesse. Zijn hand kun je nog altijd terugvinden in het woordenboek, weet Meder: “Zinnetjes die hij toegestuurd kreeg, gebruikte hij als bewijs voor het bestaan van bepaalde woorden. Zo vind je bijvoorbeeld het woord Roodkousje terug in het WNT. Geen andere lexicoloog zou een dergelijk woord hebben opgenomen.”

Door zijn taalkundige, naamkundige en volkskundige interesse zou hij zo bij het Meertens Instituut terecht hebben gekund, maar dat bestond in zijn tijd nog niet. Boekenoogen overleed in 1930; het Dialectenbureau werd in datzelfde jaar opgericht. Zijn collectie volksverhalen en -liederen kwam wel terecht bij het Meertens Instituut. De kinderboeken die hij had verzameld gingen naar de Universiteit Leiden.

Dokter Bakker

De meeste verhalen uit de collectie Boekenoogen zijn dus afkomstig van Cornelis Bakker. Bakker was een huisarts met een vrij grote praktijk in Broek en Waterland, en hij had ook patiënten in de omliggende gebieden, vertelt Meder: “Soms werd hij ’s ochtends vroeg uit zijn bed gehaald door een of andere knecht die was komen roeien uit Uitdam of Zuiderwoude. Zoals die keer dat de vrouw van Jan Lof ging bevallen van haar eerste kind…”

“Dokter Bakker komt daar aan op donderdag. Op dat moment is er wel ontsluiting, maar verder gebeurt er niets. Dus hij blijft daar slapen want om nou weer heen en weer te gaan. Daar raakt hij aan de praat met de man des huizes over allerlei volksverhalen. Zo gaat dat nog door tot zaterdag totdat de bevalling begint en het kind ter wereld wordt gebracht. Met een tas vol verhalen verlaat Bakker het huis.”

Doctorstitel

Als zijn patiënten krap bij kas zaten, nam Bakker soms genoegen met verhalen. Dat hij verder weinig om geld gaf blijkt ook uit de lage tarieven die hij hanteerde. Meder: “De huisarts die hem later opvolgde was woedend dat hij de tarieven in de dertig jaar dat hij daar zat nooit had opgehoogd. Zijn fascinatie voor volksverhalen blijkt ook uit de stukken die hij publiceerde in De Gids, en het dikke boek dat hij schreef: Volksgeneeskunde in Waterland. Een vergelijkende studie met de geneeskunde der Grieken en Romeinen. Zijn familie zag daar wel een proefschrift in, maar daarvoor waren zijn theorieën te dubieus. Zodra Bakker ging theoretiseren, begaf hij zich op glad ijs.”

Hoewel Bakker het nooit geschopt had tot een doctorstitel, was hij wel te geleerd om het bijgeloof van zijn informanten serieus te nemen. “Hij wist dat je de tyfus kreeg doordat de wc zich aan de slootkant bevond, waar ook de was en de vaat werden schoongemaakt. En dat daar weinig hekserij aan te pas kwam. Hij was niet voor niets lid van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen: het volk moest onderricht worden om zich van dit soort bijgeloof te kunnen ontdoen.”

De waterschrik

De verhalen die Bakker verzamelde vallen binnen verschillende genres, maar de sagen overheersen. Sagen over heksen, tovenaars en natuurlijk watermonsters. Toch zijn deze niet typisch voor Waterland, vertelt Meder. “Het eerste verhaal in de Sagenjager gaat over de Okkerman: een watermonster dat kinderen naar het water lokt. Het was een kinderschrikverhaal dat ervoor moest zorgen dat kinderen uit de buurt van het water bleven. Maar dat verhaal vind je in heel Nederland, een waterland bij uitstek, alleen heeft de waterschrik overal verschillende namen.”

Er waren ook vertellers bij die bedreven waren in het vertellen van sprookjes, vervolgt de onderzoeker: “Dirk Schuurman kon esthetisch gezien de mooiste verhalen vertellen. Er zijn geen opnames van want dit is voor de tijd van de opnameapparatuur. Maar Bakker schreef alles wel zo natuurgetrouw mogelijk op. Hij probeerde het in dialect op te schrijven, en hij nam ook de interactie mee: ‘Weet je nog dat ik de vorige keer vertelde over rovers, nu is mij nog een mooi stukkie te binnen geschoten’. Daardoor krijg je een compleet beeld.”

Uit de verhalen kun je nog goed de tijdgeest proeven waarin dokter Bakker leefde, aldus Meder: “Waterland heeft een bijzondere geschiedenis. Het is altijd veehoudersgebied geweest, maar kende rond 1900 een grote periode van armoede. De weelderige huizen waar je langsfietst worden nu soms bewoond door één professor, terwijl er in de tijd van Bakker vier gezinnen bivakkeerden.”

Op de website van de SagenJager (www.SagenJager.nl) zijn 3 fietsroutes en 2 wandelroutes te vinden. Naast de vaste routes kun je ook zelf een route samenstellen door verhalen of genres aan te vinken: zo kun je bijvoorbeeld een route uitzetten met alleen spookverhalen of moppen.

Om van alle functionaliteiten gebruik te kunnen maken, heb je een smartphone of een tablet nodig met internetverbinding en gps. Door middel van het gps-systeem zie je jezelf als blauw bolletje voortbewegen op de kaart. De routes zijn uitgestippeld door Nikkie Herberigs. De techniek en het design zijn afkomstig van Cecile de der Waal, Universiteit Twente. Het project is mede mogelijk gemaakt door NWO en de Stichting Oneindig Noord-Holland.

Dit artikel is verschenen in de nieuwsbrief (april 2015) van het Meertens Instituut. Ook interesse in de nieuwsbrief? Klik hier voor meer informatie.