Onderzoekers werpen met de computer nieuw licht op auteurschap Wilhelmus
Het Wilhelmus wordt ook wel het oudste volkslied ter wereld genoemd, maar we weten niet wie het schreef. Met nieuwe computertechnieken zijn onderzoekers uit Antwerpen, Amsterdam en Utrecht een mogelijke auteur op het spoor gekomen.
Het is Petrus Datheen, een zestiende-eeuwse dichter waar eeuwenlang niemand meer aan dacht, met een slechte pers. Hij is in de vaderlandse geschiedenis vooral bekend geworden als een van de hoofdpersonen uit de 18-eeuwse psalmoproer. Het waren Datheens slecht-berijmde psalmen die de gereformeerde kerk toen door betere wilde vervangen. Heeft deze Datheen goede kaarten om het auteurschap van de nationale hymne van Nederland te claimen?
Oudste volkslied
Volgens het Guinness Book of Records is het ‘Wilhelmus’ het oudste volkslied ter wereld. Het werd geschreven aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog (ca. 1570) toen de Lage Landen in opstand kwamen tegen de repressiepolitiek van de Spaanse Koning. Die had zijn ‘IJzeren’ hertog Alva in 1567 naar onze contreien gestuurd om orde op zaken te stellen, toen de Beeldenstorm hier in alle hevigheid was losgebarsten. In de daaropvolgende jaren zou Willem ‘de Zwijger’ van Oranje langzaam uitgroeien tot een iconische verzetsheld. Willem werd zo het symbool van de Opstand tegen Spanje. Het is deze Willem van Nassau die in de nationale hymne van Nederland wordt bezongen.
Het anonieme Wilhelmus
Het Wilhelmus is overgeleverd in verschillende geuzenliedboeken maar de auteur blijft in alle drukken anoniem: het verbaast daarom niet dat er in de afgelopen eeuwen druk is gespeculeerd over de identiteit van de dichter. Traditioneel wordt de tekst toegeschreven aan Marnix van Sint-Aldegonde, een Zuid-Nederlandse edelman die vanaf de jaren 1570 optreedt als de ‘spin doctor’ van het Huis van Oranje-Nassau. Enkele vroeg 17-eeuwse bronnen schrijven het lied namelijk aan hem toe. Maar wetenschappers zijn altijd aan die attributie blijven twijfelen: waarom kwam Marnix (die in 1598 overleed) er bijvoorbeeld nooit zelf voor uit, waar was de eerste toeschrijving in een bron van 1603 op gebaseerd? En er waren andere attributies.
Nieuwe opsporingsmiddelen met de computer
Een team van Vlaamse en Nederlandse onderzoekers is het Wilhelmus in de afgelopen weken met computationele technieken te lijf gegaan. In de stylometrie wordt de schrijfstijl van teksten kwantitatief geanalyseerd om zo bijvoorbeeld anonieme teksten aan gekende auteurs te kunnen toeschrijven. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de kleine, onopvallende woordjes in teksten, zoals lidwoorden en voorzetsels. Gedacht wordt dat dergelijke ‘functiewoorden’ onbewust door auteurs worden gehanteerd en daarom moeilijk zijn te vervalsen. Niettegenstaande de beperkte lengte van het lied, wijzen algoritmes voor auteursverificatie sterk in de richting van Petrus Datheen, een gereformeerd auteur die een deel van zijn leven in ballingschap in Duitsland moest leven.
De dichter met ezelsoren
Datheen is in de Nederlanden vooral bekend omwille van zijn onwaarschijnlijk populaire psalmberijming uit 1566: deze zou gedurende twee eeuwen de dominante psalmtekst blijven in gereformeerde kringen (en in sommige gemeentes wordt zijn berijming tot op de dag van vandaag gezongen). Pas in de 18e eeuw werd de kritiek op Datheens ‘kreupelrijm’ zo heftig, als ook de weerstand tegen de hele noten zang van zijn psalmen zo groot, dat door de gereformeerde kerk besloten werd zijn psalmberijming door een nieuwe te vervangen. Er kwamen zelfs spotprenten in omloop die Datheen met ezelsoren afbeeldden. In 2006 wijdde Maarten ‘t Hart nog een historische roman, Het Psalmenoproer, aan deze episode uit de vaderlandse geschiedenis. Onze hedendaagse beeldvorming gaat in belangrijke mate terug op die kritiek, hetgeen verklaart waarom Datheen nooit serieus is overwogen als dichter van het Wilhelmus. Wie zou immers een dichter-met-ezelsoren als auteur van de nationale hymne willen?
Ook de melodie klopt
Het Wilhelmus is een contrafact: de dichter plaatste een nieuwe tekst op een reeds bestaande melodie, namelijk die van ‘Chartres’, dat verwijst naar het Franse liedje “O la folle entreprise du prince de Condé” dat in 1568 ontstond bij het beleg van Chartres. Onderzoekers hebben nooit met zekerheid kunnen vaststellen hoe de Wilhelmus-dichter met die melodie in contact is gekomen. Opvallend genoeg bleek Datheen gewoon aanwezig als prediker bij het beleg van Chartres in 1568 en zal hij de melodie daar hebben leren kennen.
Een doorbraak
Mike Kestemont (Universiteit Antwerpen) spreekt van een doorbraak in het Wilhelmus-onderzoek: “Het ultieme bewijs voor het auteurschap zullen we wellicht nooit vinden, maar het heeft er alles van dat we met dit nieuwe onderzoeksspoor de dichter van het Wilhelmus op de hielen zitten. Het is vooral belangwekkend dat we met Datheen een dichter op het spoor zijn die zowel qua tekst als melodie goede kaarten heeft.”
De bevindingen van deze onderzoekers werden op 10 mei 2016 voorgesteld tijdens de eerste Louis Peter Grijp-lezing in Amsterdam, een jaarlijks evenement dat wordt georganiseerd ter nagedachtenis van de recent overleden onderzoeker Louis Grijp, die internationale bekendheid verwierf als onderzoeker naar Nederlandse lied- en muziekcultuur en als musicus in het gezelschap Camerata Trajectina.
Betrokken onderzoekers:
- Mike Kestemont (Universiteit Antwerpen)
- Martine de Bruin (Meertens Instituut, Amsterdam)
- Els Stronks (Universiteit Utrecht)