Uitgelicht

Oktober 2018: Welke dooddoeners gebruikt men in Nederland?

Welke dooddoeners gebruikt men in Nederland?

Bert Staal uit Eindhoven benaderde het Meertens Instituut met een Gronings woord dat hij zich van zijn ouders herinnerde: “Wipketeern”. Of dat woord bij ons bekend was. Het begrip werd door de ouders gebruikt als een dooddoener. Als de kinderen vroegen “Waar gaan jullie naar toe?” en de ouders hadden even geen zin in een serieus antwoord, dan zeiden ze "Wie goan noar Wipketeern" – een gefingeerde plaatsnaam die eigenlijk ‘nergens’ (of: ‘dat gaat je niks aan’) betekende. In het Fries kon er wel met “Koetsjefinne” geantwoord worden. Als het kind vroeg "Wèr gjinne heit en mem hinne?” dan kon het antwoord zijn: "nei Koetsjefinne".

Door Theo Meder

Belangstelling naar de ‘dooddoeners’ was hiermee weer gewekt. Ze lijken in het verleden vooral gebruikt te zijn als cliché-antwoorden om (als irritant ervaren) vragen van kinderen af te wimpelen. Zouden mensen zich die dooddoeners nog kunnen herinneren? Zouden ze ze zelf ook nog gebruiken? Herkennen jongeren de dooddoeners en zijn er wellicht nieuwe bijgekomen? Of stammen dooddoeners vooral uit de tijd dat kinderen nog weinig hadden in te brengen? De verhoudingen tussen ouders en kinderen zijn immers aan verandering onderhevig geweest. Er is in het verleden ook al onderzoek gedaan naar dooddoeners door Inez van Eijk en Ewoud Sanders. Meer recent deed Jaap Toorenaar onderzoek naar clichétaal (‘ouderwijsheden’) en stuitte wederom op dooddoeners.

We stelden op Facebook de vraag wie de dooddoeners nog kenden en hoe ze luiden. Als heel bekende voorbeelden gaven we “Wat eten we vanavond?” met als dooddoener “Hussen met je neus ertussen” , en “Hoe laat is het?” “Kwart over de rand van de pispot”. De oproep op Facebook leverde aardig wat reacties op. De meeste volwassenen leken ze te herinneren uit hun jeugd, maar sommige respondenten waren nog zo jong, dat ze de dooddoeners toch vrij recent nog gehoord moeten hebben.

Hussen met je neus ertussen

De dooddoeners zijn in enkele categorieën onder te brengen (en enkele vondsten van Inez van Eijk, Ewoud Sanders en Jaap Toorenaar zijn hier in de beschouwing meegenomen). Het begint vrijwel steeds met vragen of opmerkingen van kinderen, en de meeste reacties kwamen binnen op de vraag “Wat eten we?” Bedenk dat bij het eerlijke antwoord (“bloemkool”) er vaak gemekkerd zou worden: “Dat lust ik niet” of “Getver!”
Het vaakst werd “Husse(n) met je neus ertussen” ingezonden, gevolgd door “mondsteeksels” en “Erpels met erpels en erpels toe” (aardappels).

Ook varianten op “Wat de pot schaft” bleken populair. In het Limburgs kon het antwoord “Kruddelevutjes” luiden. In de categorie viezigheid en griezelvoer werden onder andere ingezonden: “Sla met slakken en gedversnebbersaus”, “Stront met striempies”, “Gestampt glas met dooie vingers”, “Gemalen spijkertjes met poppenstront” en “Zand, zeep en soda”. Dooddoeners werden ook gebruikt bij lamlendigheid of een gebrek aan concentratie aan tafel, en tevens werd gememoreerd dat er in de gevangenis wel heel akelig voedsel op het menu stond: “Zeep met spelden” en “Boterhammen met spinnenkoppen”. Als kinderen aangaven dat ze dorst of honger hadden, dan stonden de volgende cliché-antwoorden ter beschikking: “Dan ga je naar Hansje Worst, die heeft een hondje, die piest zo in je mondje” en “Je hebt trek: de kindertjes in Afrika hebben honger”.

Wat? Of je worst lust!

Na dooddoeners rond de maaltijd komt de categorie met corrigerende clichés als kinderen respectloos reageren met “He?”, “Wat?” en “Watte?” in plaats van “Wat zegt u?” De Rotterdamse reacties spanden de kroon: “Kejjenietzegge wat mot je?” en “Wat zeggie? Azzie val dan leggie!” In Limburg kunnen de reacties luiden: “Watte? Koeieflatte met handvatte (en nog watte)” en “Watte? Eendegatte die in't water spatte”. Soms komt er een heel rijmpje als antwoord:

Wat?
Steek je vinger in je gat.
Moet je naar Deuteren
Om 'm eruit te laten peuteren,
Moet je naar Vlijmen
Om 'm eraan te laten lijmen
En dan moet je naar Den Bosch
En daar laten ze je weer los.

Wat dat betreft kunnen de Friezen er ook wat van:

Wotte?
De kot skyt op de motte.
De hûn skyt er by,
Lekkere brei foar dy!

Niet ongebruikelijke standaardreacties waren ook: “Wat? Klap voor je gat, dan hebbie wat!” en "Hè? Bokkiebèh!" De dooddoener die het vaakst werd ingezonden, blijkt van recente makelij: “Wat? Of je worst lust”. Deze reactie moet populair zijn geworden dankzij een televisiereclame voor hoortoestellen.

Waarom? Daarom!

De vaak gestelde kindervraag “Hoe laat is het?” werkte ouders kennelijk ook regelmatig op de zenuwen, gezien de volgende dooddoeners: “Net zo laat als gisteren om deze tijd” en “Kwart over dunne schijt. Als je vlug bent kun je nog meeflodderen”. In Limburg refereert men wel aan het polshorloge met de opmerking “Vel over knook” en in Kerkrade is het zelfs “Viedel op naksje erm” (kwart over naakte arm). In Brabant kan geanwoord worden met een versje:

't Is kwart over een bult,
't Is pas gespeuld,
Bij Pietje de Laat
In de Achterstraat.

Zojuist bleek al dat op de vraag “Waar gaan we naar toe?” door de Groningers “Wipketeern” kon worden geantwoord, en door de Friezen “Kûtsjefinne” of een heel rijmpje:

Wėr gjin we hinne?
Nei Fûtsjefinne.
Pak de baarch by syn sturt
En lit him rinne!

Maar de reis kon ook naar “Bobbels Konte” gaan, of zelfs naar “Bobbeltjeskonten, drie uur boven de hel”.

Ouders proberen hun autoriteit te laten gelden als ze de “Waarom?”-vragen van kinderen beu worden, of als ze zelf ook geen goed antwoord weten. Dan wordt het: “Waarom? Daarom!” eventueel aangevuld met “Omdat ik het zeg”. Het is echter goed mogelijk dat de kinderen dan weer antwoorden: “Daarom is geen reden. Als je van de trap af valt, ben je gauw beneden.”

Kan niet ligt op het kerkhof

Dan is er de categorie waarin kinderen iets (liever) willen, of juist ergens geen zin in hebben of beweren iets niet te kunnen. Ouders laten dan hun gezag gelden met antwoorden als: “Jij hebt niks te willen”, “Je wil staat achter de deur”, “Lieverkoekjes worden niet gebakken” en “Kan ik niet ligt op het kerkhof. En wil ik niet ligt ernaast”. Maar de meeste inzendingen kreeg toch de overbekende dooddoener: “Heb je geen zin? Dan máák je maar zin!”

Kinderreacties die beginnen met “Als…” of “as…” en die als tegenstribbelend of irrelevant worden ervaren, kunnen rekenen op soms ietwat belegen antwoorden als “As is verbrande turf”, “Als morgen de hemel naar beneden valt, hebben we allemaal een blauwe hoed” en het meer scabreuze “Als mijn tante klootjes had gehad, dan was het mijn oom geweest”.
Maar soms hoeven kinderen niet eens iets te zeggen of te vragen om een dooddoener in ontvangst te kunnen nemen. Bijvoorbeeld als ze de deur lieten open staan: “Ben je in de kerk geboren soms?”, “We stoken hier niet voor de KLM” en “We doen hier niet aan heelalverwarming”.

Hotel Mama

Veel van de dooddoeners doen inmiddels tamelijk ouderwets aan. Welk kind zou nu nog weten wat turf is? Afgezien van de buitendeur, is in centraal verwarmde huizen het laten openstaan van een deur geen ramp meer. Veel ouders lusten vandaag de dag ook liever macaroni of pizza dan bloemkool of spruitjes. In menig opzicht lijken de verhoudingen tussen ouders en (hun gewenste) kinderen veel meer ontspannen te zijn geworden. Onderhandelen heeft het in de opvoeding in veel gevallen gewonnen van gebieden. Naast “Of je worst lust” is er juist om die reden misschien nog maar één echte moderne dooddoener aangetroffen: “Het is hier geen hotel!” En dat wordt waarschijnlijk het vaakst gezegd tegen pubers die zich de huidige voordelen van Hotel Mama vol overgave laten welgevallen.

 

Meer lezen?

Inez van Eijk, Dooddoeners, afhouders, dijenkletsers en andere uitdrukkingen.

Jaap Toorenaar, Wijsheden van ouders en grootouders. Onze Taal 2014.

Ewoud Sanders, Husse met je neus ertussen. NRC 1999.

Zie ook dit blog met meer resultaten van deze kleine enquête.