Publicatiedatum: 10 juli 2023
Welke kennis en perspectieven ontbreken er in onze archieven?
In het onderzoeksproject INREACH worden de collecties van het Meertens Instituut kritisch doorgelicht en nieuwe verzamelmethoden verkend. Betrokken onderzoekers Markus Balkenhol en Manpreet Brar vertellen meer.
Door: Olga Leonhard
Het Meertens Instituut bezit meer dan 700 collecties op het gebied van taal en cultuur – een unieke, nog altijd groeiende verzameling die tot het nationale erfgoed van Nederland behoort. Maar archieven zijn aangelegd door mensen, en daardoor per definitie subjectief en onvolledig. Naast stilstaan bij wat er wél is, is het dan ook belangrijk om aan te vullen wat er nog mist.
Deels gebeurt dat al langer vanuit het Meertens Panel, dat middels vragenlijsten nieuwe data ophaalt vanuit de samenleving. “Een paar jaar terug zijn we begonnen met het versturen van een vragenlijst over het slavernijverleden”, zegt Markus Balkenhol. Hij is onderzoeker aan het Meertens Instituut en promoveerde op het culturele geheugen van de slavernij. “Op die manier proberen we de collecties steeds meer naar de huidige tijd te brengen en ook meerdere perspectieven mee te nemen.”
Andere manieren van verzamelen
Het onderzoeksproject INREACH, waar naast Balkenhol en Brar ook Ernst van den Hemel als projectinitiator bij betrokken is, gaat nog een stap verder. “We moeten ook een meer structurele vraag stellen: hoe vergaren we eigenlijk informatie, en moeten we dat eventueel herzien?” Zo haal je met een vragenlijst als wetenschapper specifieke informatie op bij een bepaalde doelgroep. Maar je kunt het ook omdraaien en verschillende doelgroepen zelf laten bepalen wat relevant is, en kijken hoe dat bij kan dragen aan het diversifiëren van archieven.
Daarvoor wordt binnen het project samengewerkt met ervaringsdeskundigen en partners uit verschillende gemeenschappen, zoals erfgoedorganisatie Imagine IC, die ook de inspiratiebron was voor de projectnaam INREACH. “Hun argument is: minder denken in termen van outreach, waarbij het initiatief vanuit instituten komt, maar veel meer in inreach – vanuit mensen zelf. Het gaat om de richting van de informatiestroom. Je wil dat een grotere groep mensen het Meertens instituut gaat vinden.” Hiervoor is het belangrijk om nieuwe verzamelmethoden te verkennen.
Verkennende casestudy
INREACH richt zich als pilotproject op één zo’n alternatieve methode: visuele antropologie. Manpreet Brar, junior onderzoeker bij het Meertens Instituut, voert een verkennende casestudy uit in Amsterdam Zuidoost. Ze onderzoekt, middels een audiovisuele methode, de geleefde ervaring van religieus erfgoed, waarbij de nadruk ligt op religieuze dynamieken die in huidige archieven ondervertegenwoordigd zijn. In zekere zin is het een voortzetting van haar eerdere masterscriptie-onderzoek, begeleid door Balkenhol, dat resulteerde in de film Colored Frequencies.
In eerste instantie lag de focus in haar onderzoek op jonge christelijke muzikanten die actief betrokken zijn bij de kerk en bezig zijn met gospel, maar Brar merkte algauw dat ze het breder moest trekken. “Veel muzikanten die ik sprak met een Surinaamse achtergrond zijn wel christelijk opgevoed maar zien zichzelf eerder, of uitsluitend, als ‘spiritueel’. In mijn film zie je hoe een diskjockey opgaat in de muziek en dit als een spirituele ervaring benoemt. Film is daarvoor een goed medium.”
Brar merkt op dat de bottom-up-methode van inreach terugkomt in haar onderzoek. “Tijdens het veldwerk voor Colored Frequencies kwam ik verschillende muziekstijlen tegen, waaronder Surinaamse kawina, waar ik me specifieker op ga richten voor de nieuwe film. Het is belangrijk om muzikanten te vinden die willen vertellen voor de camera. Dan ontstaan er situaties waarbij ik één vraag stel en wel een halfuur kan luisteren naar wat een bandlid te vertellen heeft over zijn muziek. Deze doelgroep bereik je niet met een enquête.”
De taal van de camera
Als onderzoeksmethode kan visuele antropologie een andere ingang bieden bij bepaalde doelgroepen. Brar: “Het medium film sluit, zeker bij jonge mensen, soms beter aan bij hun wereld, waarin social media een belangrijke rol spelen. Het was ook een toegankelijke methode voor de muzikanten die ik sprak – net als zij ben ik ben ik op een bepaald niveau een ‘mediaknutselaar’, zij begrepen de ‘taal’ van de camera.”
Film biedt ook nieuwe mogelijkheden voor ontsluiting. Brar: “Mijn masterfilm kan op verschillende manieren en plekken bekeken worden. Niet iedereen leest een scriptie of een academisch essay, of doorzoekt een online catalogus.”
Verborgen boodschappen
Toch zijn er mogelijk ervaringen die mensen níet willen delen, ongeacht de onderzoeksmethode – zeker als ze zich al niet zo verbonden voelen met, of gerepresenteerd voelen door, instituten. Dat bleek bijvoorbeeld uit onderzoek van Balkenhol naar de doorwerking van het slavernijverleden in Nederland. Hierin concludeerde hij dat er veel ‘verborgen’ boodschappen aanwezig zijn in Surinaamse liedteksten, die indirect verwijzen naar dit verleden.
Balkenhol: “Het heeft te maken met structuren en denkbeelden die tijdens de slavernij zijn ontstaan, en die nooit fundamenteel zijn veranderd. Daar hebben mensen van Afrikaanse afkomst in Nederland nog steeds last van, en dan hoeft het niet te verbazen dat zij huiverig zijn over beloftes en excuses die nu gemaakt worden.” Het is hierdoor ook een soort ‘culturele code’ geworden, legt hij uit, die een zekere terughoudendheid voorschrijft. “En dat spreekt het publieke karakter van cultureel erfgoed tegen. Iets kan niet erfgoed zijn als het geheim is.”
Ook Brar herkent dat spanningsveld. “Het is ingewikkeld: aan de ene kant wil je juist dat bepaalde ervaringen erkend worden als erfgoed. Aan de andere kant merk je dat mensen niet alles willen delen.” En als dat alles dan weer plaatsvindt in een context waarbij er, zacht gezegd, lange tijd geen brede steun was voor meer kennis over het slavernijverleden, heb je eigenlijk een ‘perfect storm’.
Documenteren en vastleggen
Een andere vraag is hoe het verzamelde materiaal uiteindelijk onderdeel wordt van de bestaande collecties van het instituut. Die zijn namelijk vaak op een bepaalde manier ingericht. Balkenhol: “De huidige databanken zijn een soort encyclopedische werken die streven naar volledigheid. Er zit al een bepaalde aanname in hoe cultuur werkt. Die aanname is best wel problematisch. Kun je cultuur wel zo documenteren en vastleggen?”
De onderzoeksmethode die Brar nu verkent draagt al bij aan een andere invalshoek, die huidige manieren van documenteren aanvult. Film, aldus Balkenhol, heeft anders dan een archief in de basis al niet noodzakelijk de claim om objectief te zijn, want het toont de blik van de onderzoeker. Het is daarmee een heel andere benadering van wat een archief kan zijn.
Om te kijken hoe die benadering aansluit bij het huidige werk van collectie- en dataspecialisten, is het van belang om hun kennis en expertise mee te nemen. Dat is dan ook de vervolgstap in het project. “Met hen gaan we in gesprek over vragen als: hoe vormen we archieven? Hoe gaan we om met de archieven die we hebben?” Van daaruit wordt gekeken of inreaching ook breder kan worden toegepast binnen de andere instituten van het KNAW Humanities Cluster.