5 september 2024

Vijf prangende vragen aan Joris van Casteren

Joris van Casteren komt als literair journalist vaak in archieven. Maar wat hij aantrof in het Nederlands Dagboekarchief van het Meertens overtrof al zijn verwachtingen. In 2019 bezocht hij het archief dat ligt opgeslagen bij het IISG. Hij kon zich toen nog niet voorstellen welke ultra-lees-marathon voor hem zou liggen. Na vijf jaar van lezen, het openen van talloze dozen en het doorspitten van dagboeken is De mensheid zal nog van mij horen – Stemmen uit het dagboekarchief nu voor iedereen te lezen.

Kaft van "De mensheid zal nog van mij horen: stemmen uit het Dagboekarchief" van joris van Casteren met fragmenten van dagboeken uit het Dagboekarchief.

Wie bracht je op het spoor van dit project?

Ik was op zoek naar een volgend onderwerp toen Monica Soeting, een van de oprichtsters van het dagboekarchief, mij op het bestaan van het archief met verschillende bijzondere dagboeken wees. In eerste instantie klonk het wat saai, als een hobby van mensen die triviale zaken opschrijven of iets wat ze tijdelijk doen. Maar toen ging ik naar een maandelijkse leesdag in het IISG. Op aanraden van Monica en de vrijwilligers begon ik met het lezen van het dagboek van Eva Koning. Dat verhaal sloeg alles. Ik dacht: als er meer van dit soort verhalen zijn, dan is het zeker de moeite waard om het archief verder te onderzoeken.

Hoe verliep het proces toen je begon met het lezen van de dagboeken, ging je regelmatig naar de leeszaal?

De vrijwilligers van het archief wisten globaal wat in het archief zat, dus ik begon op basis van hun aanbevelingen met het lezen van dozen vol dagboeken en schriften. Het probleem met het lezen van handschriften is wel dat je na twee uur lezen echt even een ommetje moet gaan lopen. Maar de studiezaal was beperkt open en tijdens de coronapandemie ging alles natuurlijk dicht. Gelukkig is in overleg met Antal van den Bosch en de mensen van het IISG een oplossing gevonden waarbij ik meer tijd kon besteden aan het lezen. Op gegeven moment wilde ik ook verder kijken dan de geadviseerde dagboeken. Samen met Mirjam Nieboer en Monica Soeting, de oprichtsters van het dagboekarchief, heb ik zelf nog resterende dozen vol dagboeken opengemaakt. Lidy Jansen en Kim Broek attendeerden mij steeds wanneer er een nieuwe collectie binnenkwam. Dit alles was alleen mogelijk dankzij de fijne medewerking van Het Meertens, het IISG en alle vrijwilligers van het dagboekarchief, daar ben ik ze eeuwig dankbaar voor.

In hoeverre verschilt jouw aanpak van het wetenschappelijke onderzoek in het archief?

Het is een totaal andere aanpak. Als je het wetenschappelijk ontsluit, heeft het absoluut een meerwaarde, maar dan zullen hoofdzakelijk wetenschappers er gebruik van maken. Bijvoorbeeld iemand die onderzoek naar de Eerste Wereldoorlog doet en dan het desbetreffende stukje er uithaalt om het te gaan lezen. Ik daarentegen, dat zei Monica ook, ben iemand die de boeken echt van kaft tot kaft gaat lezen. Jaren geleden schreven de schrijvers de dagboeken, vaak op een manier dat het hun leven overnam en dat ze voor het dagboek begonnen te leven. Veel wilden dat ze gelezen zouden worden, daarom schonken ze hun dagboeken ook aan het Meertens dagboekarchief en ik heb inmiddels het hele archief doorgespit. Ik zie me als een dirigent van de stemmen in mijn boek. Soms ontdekte ik dat de levens van verschillende dagboekschrijvers in mijn boek elkaar kruisten. Ze zaten bijvoorbeeld in dezelfde trein. Hier probeerde ik dan in mijn boek weer een geheel van te maken.

Je hebt veel dagboeken gelezen. Hoe heb je een selectie gemaakt om een rode draad in je boek te vinden?

Ik heb meer dan tweeduizend schriften gelezen, ruim een zesde van de totale collectie. Mij viel op dat in de dagboeken uit de 19e eeuw er nog een bepaalde rust en kalmte heerste. Er gebeurde eigenlijk niet zo veel. Pas toen de moderniteit echt op gang kwam, net voor de Tweede Wereldoorlog, en toen de technologische ontwikkelingen de hele mensheid begonnen op te jagen, werden de verhalen ook rijker. Ik besloot dat daar mijn verhaal moest beginnen. Voor mij werden de dagboeken in de jaren 60 en 70 ook een stuk interessanter. Toen de moraal losraakte, de verzuiling verbrokkelde en de secularisatie intrede deed. Mensen werden letterlijk stuurloos. Deze periode, waarin ik zelf ben geboren, ken ik bovendien beter.

Ben je nu anders gaan kijken naar het dagboekschrijven?

Ja, absoluut. Ik dacht eerst dat dagboekschrijven een onschuldig, burgerlijk tijdverdrijf is, maar deze mensen gaan er heel ver in. Ze zijn eerlijk, vaak ook op het gênante af, zowel voor zichzelf als voor de mensen om hen heen. Ik ben het Meertens Instituut dankbaar voor het formulier dat elke dagboekschrijver, op jullie advies, heeft ondertekend om een publicatie in het boek mogelijk te maken. Hierdoor kon ik ook de schenkers, vaak nabestaanden, of in drie gevallen de nog levende schrijvers, opzoeken. Uiteindelijk was het hele proces waanzinnig veel werk. Er zitten waanzinnig veel herhalingen in de dagboeken, sommige hadden een moeilijk handschrift en er was iemand die schreef in spiegelschrift. Maar je kon niets overslaan, want voor hetzelfde geld gebeurde er dan net iets interessants in hun leven. Het was een ultramarathon die ik nu helemaal heb uitgelopen.

Boekgegevens:

Joris van Casteren

De mensheid zal nog van mij horen – stemmen uit het dagboekarchief

De Bezige Bij, 352 pag.

ISBN 9789403180915