Uitgelicht
Publicatiedatum: 3 oktober 2013

Eerste leerstoel Europese etnologie in Nederland

Peter Jan Margry is per september 2013 benoemd tot hoogleraar Europese etnologie aan de UvA. De leerstoel is een vervolg op de leerstoel Nederlandse etnologie die van 2000-2010 werd bekleed door bijzonder hoogleraar Gerard Rooijakkers. Margry gaat zich de komende jaren vooral bezighouden met moderne en impliciete vormen van religie, immaterieel erfgoed en cultureel geheugen in Europese context.

door Mathilde Jansen

Als hoogleraar gaat Margry de komende periode onderzoek doen en college geven over Europese etnologie, wat op nog geen enkele andere Nederlandse universiteit wordt aangeboden. In het buitenland komt het vak wél voor, zoals in Duitsland onder de naam Europäische Ethnologie. Soms ook is etnologie ondergebracht bij cultuurwetenschap, legt Margry uit, of het wordt aangeduid met een term als ‘folklore studies’.

Folklore en volkskunde

De begripsaanduiding is dus niet uniform, en dat heeft alles te maken met de negatieve lading die begrippen als ‘folklore’ en ‘volkskunde’ in het verleden hebben meegekregen, aldus Margry: “Met name in de zuidelijke landen zijn deze termen besmet geraakt onder de militaire regimes van Griekenland, Portugal en Spanje. Daar is een enorme aversie tegen de nationalistische connotatie van die begrippen ontstaan. In Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland is het begrip ‘volkskunde’ op zijn beurt besmet geraakt door het misbruik van het vak ten tijde van het nationaal-socialistisch regime.”

Vandaar dat men in Nederland liever ging spreken van etnologie. Maar er was ook behoefte aan een nieuwe term omdat het vakgebied zich vernieuwde. “De klassieke volkskunde beperkte zich tot folkloristische verschijnselen en was vaak historisch van aard. We bestuderen nu vooral ook de moderne samenleving. Ikzelf kijk bijvoorbeeld naar de religieuze betekenis van stille tochten, de functie van Koningsdag of het waarom van herdenkingspraktijken. De volkskunde was vooral gericht op oude tradities.”

Bovendien is het perspectief niet alleen beperkt tot Nederland, legt de onderzoeker uit. Ook nu al doet Margry vaak onderzoek buiten de grenzen, zoals in Santiago de Compostela of Père-Lachaise in Parijs. Vandaar de toevoeging Europees aan zijn leerstoel. Ook omdat de Nederlandse cultuur niet op zich staat en in vergelijkend perspectief moet worden bestudeerd.

Etnologie en antropologie

Maar er is nog meer reden tot begripsverwarring, vervolgt Margry. “In de negentiende eeuw was ‘etnologie’ namelijk het algemene begrip voor wat nu culturele antropologie heet. Later is daar in sommige landen het woord culturele antropologie voor in de plaats gekomen. Maar in Duitsland bijvoorbeeld spreekt men nog steeds van etnologie. Vandaar dat het cultuuronderzoek binnen Europa daar doorgaans Europese etnologie heet. Culturele antropologie is dus in de regel georiënteerd op de niet-westerse samenlevingen, en de Europese etnologie op de Europese of westerse samenleving.”

En hoewel de vakgebieden naar elkaar toegroeien, hebben antropologen toch een iets andere benadering dan etnologen. Margry licht toe: “De etnoloog blijft ook aandacht houden voor de klassieke  onderwerpen uit de vakgeschiedenis zoals tradities, feesten en volksreligie. De antropoloog kijkt sterker naar de politieke dimensies. Verder richt de antropoloog zich meer op de uitzonderingen, waar de etnoloog probeert het brede cultuurverschijnsel in de samenleving in kaart te brengen. Dat betekent ook dat etnologen vaak veldwerk doen op meerdere plekken, terwijl antropologen gewend zijn vanuit één casus een algemener beeld te schetsen.”

Bedevaartplaatsen

Op het Meertens Instituut werken zowel antropologen als historici op het gebied van de etnologie. Omdat er tot nu toe in Nederland geen opleiding tot etnoloog was. Zelf is Margry van origine historicus. Hij studeerde middeleeuwse geschiedenis aan de UvA. Daarna schreef hij een proefschrift bij de hoogleraren Paul Post en Willem Frijhoff over het 19e-eeuwse processieverbod en de verzuilingskwesties die daar uit voortkwamen. In 2000 promoveerde hij op dit onderwerp.

Margry vertelt hoe hij eigenlijk per toeval bij het Meertens Instituut terechtkwam: “In een Haags restaurant kwam ik Paul Post tegen, die toen net Han Voskuil was opgevolgd als hoofd van de afdeling volkskunde. Voskuil wilde indertijd niets hebben van religieonderzoek. Paul Post daarentegen was theoloog en zag de potentie ervan. Post wist dat ik als student een boek had gemaakt over bedevaartplaatsen, omdat hij daar een – kritische – recensie over had geschreven.”

“Het ging om een fotoreportage met uitgebreide beschrijvingen van wat eigenlijk beschouwd kan worden als etnologisch veldwerk avant la lettre. In die tijd was ik als jong studentje een van de weinige mensen die niet vanuit een theologische traditie interesse had voor bedevaartplaatsen. Inmiddels is het onderzoek naar religie, en zeker naar bedevaarten weer erg populair.”

Nieuwe religiositeit

Margry’s leeropdracht bestaat voor een deel uit onderzoeksthema’s waar hij ook de afgelopen jaren mee bezig is geweest, zoals immaterieel erfgoed en memorialiseringsprocessen. Een thema dat hij de komende jaren wil verbreden is religie in de moderne samenleving. “Ik ben met name geïnteresseerd in de impliciete vormen van religiositeit: de religieuze dimensie van wandelen of stilte of naar nieuwe religieuze bewegingen. In hoeverre geven mensen nog vorm aan hun religieuze gevoelens zonder bij een formele kerkgemeenschap aan te hoeven sluiten? Denk bijvoorbeeld aan huisaltaartjes of boeddhabeeldjes. Maar ook de verheerlijking van bekende persoonlijkheden als Jim Morisson die een sacrale dimensie krijgen, valt daar onder."

“Verder wil ik me gaan richten op alternatieve of informele geneeswijzen. In het verleden heb ik wel onderzoek gedaan naar gebedsgenezers zoals Jomanda. Dat wil ik uitbreiden naar andere vormen zoals homeopathie, zen, acupunctuur etcetera, om te achterhalen waarom mensen daarvoor kiezen en welke religieuze dimensies daarbij horen.”

 

Foto Peter Jan Margry: Jeroen Oerlemans.

 

Dit artikel is verschenen in de digitale nieuwsbrief (oktober 2013) van het Meertens Instituut. Ook abonnee worden? Klik hier.