Uitgelicht
Publicatiedatum: 10 november 2015

Een voorloper van Jan Schenkman: een Kerstman met een zwarte knecht (1803)

Prenthistoricus en Sinterklaasonderzoeker dr. Nico Boerma beschrijft en analyseert een door hem gevonden tot nu toe onbekende bron: een Duits gedicht uit 1803 (of eerder), waarin een winterse geschenkenbrenger, de Kerstman, optreedt met naast zich een knecht. Deze knecht Ruprecht, die zijn ‘slaaf’ en een ‘neger’ genoemd wordt, werpt nieuw licht op de voorgeschiedenis van het boekje (1850) van Jan Schenkman, waarin voor het eerst die andere geschenkenbrenger, Sint-Nicolaas, te zien is samen met een man met donkere huidskleur als knecht.

Tijdens mijn onderzoek naar buitenlandse gedaanten van Sint Nicolaas en zijn begeleider(s) googelde ik op www.antiqbook.nl "knecht Ruprecht". Daar verscheen een lang gedicht ‘Der Weihnachtsmann und sein Knecht Ruprecht’, dat deel uitmaakt van een bundel Amaliens Beschäftigung froher Stunden geschreven door C. A. Stegmann, geboren Baronesse von Drach. Het verhaal loopt als volgt:

De Kerstman en zijn knecht Ruprecht bezoeken een keurig burgermangezin, waar de kinderen volgens de richtlijnen van de pedagoog Basedow (1723-1790) worden opgevoed. De dochter der huizes, Lotje is reeds 15 jaar en 7 weken en dus oud genoeg om in het huwelijk te treden. Een huisvriend Rosenfeld, die met haar wil trouwen, heeft zich als Kerstman verkleed en Johan, bediende in het huis van Lotje, is knecht Ruprecht. Opmerkelijk is de beschrijving van deze twee feestfiguren. Beide zijn gemaskerd.

 

Es hiess: – Wir stammen her, weit her aus Mohrenland

Der Weihachtsman, ein Türk und er sein Kastenträger

Knecht Ruprecht, war sein Sklav ein schwarzgebranter Neger.

 

Ze zeggen dus dat ze uit het land van de ‘Moren’ komen. De Kerstman is een ‘Turk’ en degene die zijn koffer of kist draagt, Knecht Ruprecht, was diens slaaf: een zwartgebrande ‘neger’. Van de Kerstman wordt verder nog gezegd dat hij een ‘tüskschen Bund’ (tulband) draagt en Knecht Ruprecht laat daarbij ‘ein drolligt Minelied in Knüttelversen’ (een grappig liefdeslied in kreupelverzen) horen.

C. A. Stegmann is een pseudoniem van Georg Peter Dambmann, die daarnaast nog de pseudoniemen Karl Reichsfreiherr von Toussaint en C. A. von Drach draagt volgens de Deutsche National Bibliothek. Als levensjaren worden opgegeven 1761-1826 of 1766-1820. Hij wordt daar schrijver, lyricus, politicus, theaterdirecteur, vertaler en Hofrat genoemd.

Via de Bayerische Staatsbibliothek is het boekje compleet te downloaden. Het kent twee titelbladen, het eerste zonder jaartal in gotisch schrift, het tweede in gewone drukletters met jaartal 1803.  De editie van 1803 kan dus een tweede druk zijn. Het boekje bevat een ode aan aartshertog  Karel van Oostenrijk die het Franse revolutionaire leger in 1795 en 1796 bij Kehl in Duitsland verslagen heeft. De plaats van uitgave is niet bekend, maar mogelijk Wenen of Leipzig.

Drie schenkerfiguren en vele schrikfiguren

Aan het eind van de achttiende eeuw waren er in Duitsland en Oostenrijk drie schenkerfiguren: Christkindl (Jezus) met name in Zuid-Duitsland en Oostenrijk, Sint Nicolaas en de Kerstman. Sint Nicolaas kan optreden op 5 of 6 december, maar ook met Kerstmis, waar hij samenvalt met de figuur van de Kerstman, die omstreeks 1800 ontstaat. Om hen heen functioneren vele schrikfiguren, van wie Knecht Ruprecht, Pelzmärtel en de Oostenrijkse Krampus met hoorns op zijn hoofd de voornaamste zijn. Knecht Ruprecht of Knecht Robert wordt in een gedicht uit 1792, ‘Knecht Robert auf einer Maskerade’ , van Johann Heinrich Voss getekend als ‘Als schwarzer Mann mit schiefem Maul’, en tegelijk ‘Als Brummbär (…) Als Ziegenbock, als grauer Gaul (…)‘[i] Christkindl kan ook begeleid worden door een (Sint) Nicolaas, die stoute kinderen in de zak stopt. Deze figuren zijn iconografisch weinig vastgelegd. De ‘Turkse’ Weihnachtsmann van C. A. Stegmann-Dambmann heeft kenmerken van Sint Nicolaas, die immers uit Myra in Turkije komt. De afbeeldingen van Sint Nicolaas en de Kerstman kunnen in elkaar overgaan, maar ook het onderscheid tussen Sint Nicolaas en zijn begeleiders is niet scherp (zie daarvoor bijvoorbeeld de publicaties van Martina Eberspächer[ii]).

De Kerstman met de zwarte knecht

In deze context, waarin in iconografie en bij vermommingen alles mogelijk is, past ook het gedicht van Dambmann. De daar opgevoerde figuren, de Turk en de ‘schwarzgebranter Neger’ hebben echter niet de definitieve vorm van de Duits-Oostenrijkse Kerstman en Knecht Ruprecht bepaald en lijken een – vermoedelijk niet eerder opgemerkt – unicum.

Dat Sint-Nicolaas een echte zwarte man als knecht krijgt, is in Nederland voor het eerst te zien in het boekje van Jan Schenkman van 1850. De vraag dringt zich op of er een link is tussen de Kerstman met een zwarte knecht uit 1803 (of mogelijk eerder) en de Sint Nicolaas en zijn zwarte knecht van Jan Schenkman.

Vinden wij bij Dambmann een bron of voorloper van Schenkman? Een directe link is nog niet gevonden. Wel is men in Nederland in de eerste helft van de negentiende eeuw goed op de hoogte van de Duitse iconografie van winterfiguren. Een voorbeeld is de Amersfoortse uitgever van Duitse afkomst Frans Felix (actief tussen 1827-1843). Zijn prentproductie wordt gekenmerkt door vele ontleningen aan Duitse uitgevers, met name Renner en Winckelmann. Felix nr. 27 houtsnede 1 laat een kleine gemaskerde Sint Nicolaas zien, die kinderen bedreigt met een stok waaraan een varkensblaas zit. Met de andere hand strooit hij geschenken. Deze figuur is duidelijk door Duitse voorbeelden geïnspireerd.[iii] Dat geldt ook voor de Sint Nicolaas op de ets St. Nicolaas Avond van S. A. Krausz (1760- Den Haag 1825).[iv] Toch lijkt het op het eerste gezicht weinig waarschijnlijk – gezien de afstand in tijd en ruimte – dat Schenkman kennis genomen kan hebben van Dambmanns gedicht.

Tussenschakels

Maar dat er, nu nog onbekende, tussenschakels zijn geweest, valt toch niet uit te sluiten. Want in Tante Keetje’ s Prentenboek (Zwolle, z.j. [1854]) staat een plaatje dat precies de figuren verbeeldt en beschrijft uit het gedicht van Dambmann: ‘een Turk’ en ‘zijn slaaf, met tasch’ (en nu ook een ‘paraplu’). De slaaf is onmiskenbaar een echte zwarte man (zie afbeelding in kader).[v]

Tante Keetje’ s Prentenboek is een Nederlandse bewerking van het Lustiges Bilderbuch (1852) van de Münchener schilder, tekenaar en schrijver Franz von Pocci (1807-1876). Aangezien beide na 1850 zijn verschenen, kan Schenkman ze niet gezien hebben. Bovendien bevat Tante Keetje een afbeelding van een ‘Sint Nikolaas’ die niets van doen heeft met de Sint-Nicolaas in bisschopsgewaad van Jan Schenkman. Deze figuur met een puntmuts, grote neus en spillebenen, die een kind in een zak stopt heet in de oorspronkelijke Duitse uitgave Knecht Ruprecht en staat in een specifieke Duitse iconografische traditie van Sint-Nicolaas.[i]

Maar zou het kunnen dat Pocci het plaatje van de Turk en zijn slaaf zelf weer heeft overgenomen van eerdere afbeeldingen? Die mogelijk ook door Schenkman zijn gezien? We weten het (nog) niet. Opmerkelijk is wel dat Schenkmans zwarte knecht tijdens de intocht van Sinterklaas ook een kist op zijn rug draagt. In ieder geval heeft het onderzoek naar Schenkmans voorlopers een nieuwe dimensie gekregen. Vast staat dat het idee dat een winterse geschenkenbrenger een echte zwarte man als slaaf en knecht kon hebben al veel eerder is bedacht, en niet uniek is voor Nederland.

Met dank aan John Helsloot voor vele suggesties van zijn kant.

Over Nico Boerma

Nico Boerma verzamelde en onderzocht jarenlang kinder- en volksprenten. In 2014 publiceerde hij samen met Aernout Borms, Alfons Thijs en Jo Thijssen Kinderprenten Volksprenten Centsprenten Schoolprenten Populaire grafiek in de Nederlanden 1650 – 1950, en dit jaar samen met Henk van Os Heilige en onheilige families.

Dit artikel is verschenen in de digitale nieuwsbrief (november 2015) van het Meertens Instituut. Ook abonnee worden? Klik hier _________________________________________________________________

[i] Geciteerd in Karl Meisen, Nikolauskult und Nikolausbrauch im Abendlande (Düsseldorf 1931) p. 479.

[ii] Martina Eberspächer, Der Weihnachtsmann. Zur Entstehung einer Bildtradition in Aufklärung und Romantik (Stuttgart 2002), Martina Eberspächer, De Kerstman als figuur in de ‘niedere Myhtologie’. Vier etappes op zijn weg naar de tegenwoordige tijd, in: Eveline Doelman en John Helsloot (red.), De kleine Olympus. Over enkele figuren uit de alledaagse mythologie (Amsterdam 2008) pp. 51-64. De oudste vermelding van het woord ‘Weihnachtsmann’ vond Eberspächer in een toneelstuk uit 1798.

[iii] Zie voor de firma Felix Nico Boerma, Aernout Borms, Alfons Thijs, Jo Thijssen Kinderprenten Volksprenten Centsprenten Schoolprenten Populaire grafiek in de Nederlanden 1650 – 1950, Nijmegen 2014, pp. 169-173. Over Sint Nicolaas id. pp. 435 – 439; afbeelding van Felix 27 id. p. 656.