Publicatiedatum: 30 september 2022
De ‘animal turn’ in de taalkunde
Eind augustus 2022 nam Antal van den Bosch afscheid als directeur van het Meertens Instituut. Onder zijn leiding zijn mooie projecten tot stand gekomen. Collega’s van het Meertens Instituut blikken terug op dit onderzoek in een korte reeks artikelen bij online tijdschrift Neerlandistiek.
door Leonie Cornips en Marjo van Koppen
Antal liet in een interview in de Meertens Nieuwsbrief weten dat hij met een knoop in zijn maag vertrekt bij het Meertens. Ook wij hebben een knoop in onze maag vanwege zijn vertrek. Toen hij als directeur aantrad, bood hij iedere collega ruimte om zijn/haar onderzoek zelf vorm en inhoud te geven. Tijdens Antals directeurschap zijn er daardoor nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan zoals met NL-Lab dat onderzoek ontwikkelt naar Nederlandse identiteit en cultuur in heden en verleden en er zijn nieuwe collega’s aangenomen met nieuwe expertises. Dat stimuleerde ons om een paradigmatische verschuiving te ontketenen onder de noemer animal turn in de taalkunde. Antal is een directeur die zag hoe belangrijk het is voor het Meertens om te innoveren en aan te sluiten bij ontwikkelingen in het multidisciplinaire onderzoeksveld.
We schrijven deze bijdrage terwijl we net een keynote-lezing over koeientaal hebben gegeven tijdens het dialectologisch congres Methods in Dialectology XVII in Mainz, Duitsland. Het was spannend want we wisten niet hoe internationale taalkundigen zouden reageren op een lezing over interacties tussen mensen en dieren. We zijn echter gerustgesteld: we hebben veel enthousiaste reacties gekregen, luid applaus en zelfs een staande ovatie door een taalkundige collega vanwege de moed die het vergt om zo’n nieuw topic in de taalkunde onder de aandacht te brengen.
Mens-dier-interactie aan het Meertens Instituut
Het Meertens onderzoekt traditioneel alledaagse taal en cultuur in Nederland en er zijn goede redenen om menselijke relaties en interacties met andere dieren op deze onderzoeksagenda te zetten. Dieren zijn immers een integraal onderdeel van de Nederlandse samenleving en wij mensen interageren dagelijks in allerlei vormen met niet-menselijke dieren.
In 2017 leefde bijvoorbeeld 60 procent van de Nederlandse huishoudens samen met een huisdier: 18 miljoen vissen, 5 miljoen postduiven, 3,9 miljoen andere vogels, 2,6 miljoen katten, 1,5 miljoen honden, 1,2 miljoen konijnen, 650.000 reptielen en 500.000 knaagdieren. Er werden door mensen ook enorm veel boerderijdieren gehouden: 97 miljoen kippen, 12,5 miljoen varkens, 4 miljoen koeien en in 2018 500.000 geiten in 2016 450.000 paarden.
Met al deze dieren onderhouden we relaties, vormen we groepen en interageren we. Honden en katten maken (vaak een gelijkwaardig) onderdeel uit van Nederlandse gezinnen, en menselijke familieleden praten over en tegen hen. Maar ook in de (intensieve) veehouderij is er veel interactie tussen dier en mens: melkkoeien begroeten bijvoorbeeld veehouders die hun stal binnenkomen en kippen praten met elkaar over ‘hun’ mensen.
Mens-dier-interactie in de taalkunde
We weten echter niet goed hoe die interactie tussen menselijke en niet-menselijke dieren verloopt. Dit komt omdat dit binnen de taalkunde nauwelijks wordt bestudeerd. Om als taalkundigen inclusief te worden, en onze plaats als mensen binnen een samenleving met dieren serieus te nemen, moeten we deze vormen van interactie tussen soorten als waardevol zien. Niet-menselijke dieren “praten” natuurlijk anders dan menselijke dieren. We zouden er echter van uit moeten gaan dat geluiden geproduceerd door niet-menselijke dieren betekenis hebben voor niet-menselijke dieren van dezelfde soort, voor ingewijde mensen zoals melkveehouders en/of andere diersoorten. Waar menselijke communicatie vaak (ook) verloopt via gesproken taal, interageren niet-menselijke dieren zowel met geluiden als met lichaamstaal (denk bijvoorbeeld aan de poes die spinnend kopjes geeft). Als we onze interactie met niet-menselijke dieren serieus willen nemen moeten we dus ook lichaamstaal in onze analyses meenemen.
Op het congres waarover we hierboven schrijven, Methods in Dialectology XVII, bespraken we hoe diverse interacties tussen mensen en melkkoeien verlopen. Melkkoeien zetten verschillende vocalisaties in om hun boodschap over te brengen. Ze gebruiken echter ook (langdurig) oogcontact en het afwenden van hun ogen, oorpositie en -bewegingen, positie van het hoofd, ruiken en likken als middelen om mee te communiceren. Dit onderzoek dat wij dankzij Antal kunnen ontwikkelen, is een eerste stap in de richting van een taalkunde die dier-mens-samenlevingen in een tijd van klimaatverandering en verminderde biodiversiteit belangrijk vindt.
Meer feestelijke bijdragen ter gelegenheid van het vertrek van Antal van den Bosch als directeur van het Meertens Instituut zijn te lezen op Neerlandistiek.