Vraag van april 2017: Waarom is knikkeren interessant voor wetenschappers?
Waarom is knikkeren interessant voor wetenschappers?
Van april tot en met juli 2017 vindt het Nederlands Kampioenschap Knikkeren plaats. Het Meertens Instituut bezit unieke gegevens over knikkeren in Nederland die vanaf nu ook digitaal beschikbaar zijn. Maar waarom is knikkeren interessant voor taalkundigen en etnologen? Het antwoord wordt gegeven door Douwe Zeldenrust, coördinator van de onderzoekscollecties van het Meertens Instituut.
De meeste mensen hebben het in hun jeugd wel gedaan en sommige fanatieker dan anderen: knikkeren. Hoewel het spel de laatste jaren onder druk is komen te staan door computerspelletjes en de opmars van de smartphone op het schoolplein, is knikkeren niet verdwenen. Zo is er nog jaarlijks het Nederlands Kampioenschap knikkeren.
Knikkeren kent een lange traditie: het wordt al duizenden jaren en over de hele wereld gespeeld. In de oudheid speelden ook de Romeinse en Egyptische kinderen al met knikkers. Er zijn bovendien zeer veel manieren om het spel te spelen, elk met een speciaal doel en eigen regels. Ook in de naamgeving van knikkers bestaat veel variatie, afhankelijk van de kleur, materiaal en grootte. In Nederland kunnen de namen tevens per regio verschillen: ‘koegel’, ‘kersepit’, ‘glezene’, ‘stoiter’ en ‘schieter’ zijn er een paar.
Jargon op het schoolplein
Knikkeren is voor etnologen die het spel en rituelen rond spelen onderzoeken, van belang. Immers, bijna iedereen heeft in zijn jeugd wel geknikkerd en het spel is geografisch wijdverspreid. Maar ook voor taalkundigen is knikkeren interessant. Zo is in België onderzoek gedaan naar lexicaal woordverlies in het woordveld ‘kinderspelen’.
Marc van Oostendorp, taalwetenschapper bij het Meertens Instituut, zegt er het volgende over: "Iedere generatie, ieder schoolplein heeft zijn eigen knikkernamen. Dat betekent dat je als knikkeraar die woorden niet van je ouders of andere volwassenen kunt leren. De juiste terminologie moet je snel leren van je medeknikkeraars, die tegelijk je concurrenten zijn. Knikkertermen zijn daarmee misschien wel het eerste specialistische jargon dat veel mensen in hun leven zijn tegengekomen. Hoe ontwikkelen zulke termen zich? Waarom verspreiden sommige zich over het hele land en blijven andere beperkt tot één schoolplein?"
Commissie Kinderspel
In 1975 heeft het Meertens Instituut een vragenlijst over knikkeren verzonden. Daarin stonden vragen als: ‘Hoe kwam de speler in het bezit van de voor het spel benodigde knikkers?’ En: ‘Kunt u zo nauwkeurig mogelijk beschrijven volgens welke regels dit spel gespeeld werd?’ In totaal gaat het om meer dan dertig vragen. De vragenlijst is ingevuld door 547 informanten. Die informanten waren over het algemeen geboren tussen 1890 en 1920 en woonden verspreid over heel Nederland. En zo biedt deze bron een unieke blik op het 'gamen' in Nederland in de periode rond de Eerste Wereldoorlog.
De belangstelling vanuit het Meertens Instituut voor spelen kwam in 1975 niet uit de lucht vallen. Al in 1939 werd binnen het Volkskundebureau (een van de voorlopers van het Meertens Instituut) de commissie ‘Kinderspel’ opgericht. Het doel van die commissie was om het bureau ‘in voorkomende gevallen van raad en voorlichting’ te voorzien.
Wolf en schaap
In 1940 werd de eerste vragenlijst over het kinderspel uitgezet. Het was een proeflijst want het kinderspel bleek nog onontgonnen terrein. De vragen gaan onder andere over het spel ‘Wolf en schaap’, ook wel genaamd: ‘Herder laat je schaapjes gaan’. Bij dat spel is één van de kinderen de schaapherder, een ander de wolf. De overige kinderen zijn dan de schapen en zij moeten de straat zien over te steken zonder dat de wolf hen pakt.
De papieren vragenlijsten uit zowel 1940 als uit 1975 zijn inmiddels gescand. Van de vragenlijst over knikkeren is tevens 15 procent van de antwoorden als testset ingevoerd in een database. Zowel de originele vragenlijsten, als de scans en de database zijn bij het Meertens Instituut beschikbaar voor onderzoek.
- Dekker, A.J. (1989). De Volkskundevragenlijsten 1-58 (1934-1988) van het P.J. Meertens-Instituut. Ingeleid door A.J. Dekker, voorzien van een register door J.J. Schell. Amsterdam.
- Lefebvre, Matthias en Peter Dejonckheere (2014). Knikkeren we nog met bolleketten en marbles? Stop de tijd! Een sociolinguïstisch dialect onderzoek. Nederlands van Nu. 2014, 1.
- Verslag van de Dialectcommissie der Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam over 1978.
- Verslag van de Dialectcommissie der Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam over 1975.
- Verslag van de Volkskundecommissie der Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam over 1940.
- Verslag van de Volkskundecommissie der Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam over 1939.