Allerzielen

Allerzielen (feest van alle zielen) is de dag waarop in de rooms-katholieke kerk alle gelovige zielen van gestorvenen worden herdacht. Het feest wordt sinds de twaalfde eeuw op 2 november gevierd op de dag na Allerheiligen.

Op Allerheiligen en Allerzielen wordt in de rooms-katholieke kerk gewezen op de thema’s sterfelijkheid, dood en laatste oordeel. De voorbereidingen voor beide feesten vinden vaak plaats op allerheiligenavond, die van Allerzielen ook wel op allerheiligendag. Allerheiligenavond wordt in het Engels Halloween of All Hallows eve(ning) genoemd. In Engeland heeft Halloween zich als wereldlijk feest, los van Allerheiligen en Allerzielen, sinds de zestiende eeuw verder ontwikkeld en vandaaruit verder verspreid. Met de kerkelijke feesten heeft het huidige Halloween niets meer te maken.

In de protestantse kerk worden Allerheiligen en Allerzielen niet gevierd, Allerzielen niet omdat ze de leer van het vagevuur ontkent, Allerheiligen niet omdat ze heiligenverering afwijst. Wel kent de protestantse kerk een liturgische herdenking op de laatste zondag van het kerkelijk jaar voor allen die gedurende het jaar gestorven zijn. Daarbij is echter geen sprake van bemiddeling tussen levenden en doden.

Geschiedenis

Een gedenkdag op 2 november voor alle gestorven kloosterbroeders werd in de tiende eeuw door abt Odilo van Cluny ingesteld. In de twaalfde eeuw werd deze dag door paus Johannes XIX algemeen ingevoerd als feestdag voor alle gelovige zielen.

Rooms-katholiek feest

De rooms-katholieke kerk leert dat de zielen van de overleden gelovigen in meer of mindere mate zondig zijn. Ze bevinden zich in het vagevuur en wachten op hun loutering om voor God te kunnen verschijnen en in de hemel te worden opgenomen. Bemiddeling en voorbeden van de levende gelovigen kunnen helpen de schulden van de doden te verlichten en hun tijd in het vagevuur te verkorten. Met hun gebed kunnen de levenden eveneens aflaten verkrijgen voor hun eigen zonden.

De gebruiken die zich rond deze geloofsleer hebben ontwikkeld, zijn talrijk.

Naast het bijwonen van missen, deelname aan processies, bidden en het branden van kaarsen behoren kerkhofbezoek en versiering van graven met (witte) bloemen tot de plechtigheden.

Het eten van zielebroodjes door de nabestaanden en het uitdelen daarvan aan armen is lange tijd een onderdeel van het allerzielenfeest geweest. Elk (al of niet onder gebed) gegeten broodje betekende de verlossing van een zieltje. Deze brooduitdeling was een belangrijke vorm van kerkelijke armenzorg.

De gebruiken rond Allerzielen hebben ook aanleiding gegeven tot verteltradities. Verhalen over de tijdelijke terugkeer van doden, lichtjes die daarbij de weg moesten wijzen, klokluiden en gekruiste bosjes stro op graven als afweer tegen het kwade, zijn daar voorbeelden van. Samen met de gebruiken thuis en op kerkhoven geven ze inzicht in de individuele geloofsvoorstellingen die vaak nog tot in de twintigste eeuw leefden.

Literatuur:

L. Brinkhoff e.a. (samenst. en red.), Liturgisch woordenboek (Roermond/Maaseik 1958-1962).

J. Küster, Wörterbuch der Feste und Bräuche im Jahreslauf (Freiburg im Breisgau 1985).