Uitgelicht

“We moeten naar buiten treden met een genuanceerd verhaal”

De eerste honderd dagen zijn nog niet verstreken. Voor Antal van den Bosch, sinds 1 januari directeur van het Meertens Instituut, is het een zeldzame periode: "Iedere dag leer ik er een vracht aan informatie bij." Een gesprek over zijn rol als directeur van een veranderend instituut.

door Mathilde Jansen

Voor de medewerkers van het Meertens Instituut is er de afgelopen tijd nogal wat veranderd. Het instituut is onderdeel geworden van het Humanities Cluster van de KNAW, waarbij het ondersteunend personeel is samengebracht in één afdeling bedrijfsvoering en digital humanities een grotere stempel is gaan drukken op het onderzoek. Het instituut is deze zomer verhuisd van het industrieterrein aan de Joan Muyskenweg naar hartje Amsterdam, waarbij de collecties van de bibliotheek deels elders zijn ondergebracht. En bovendien ging directeur Hans Bennis na achttien jaar trouwe dienst in december met pensioen.

Antal van den Bosch, tevens hoogleraar taal- en spraaktechnologie aan de Radboud Universiteit, nam het stokje over. Voorlopig is hij nog twee dagen per week in Nijmegen, om zijn aio’s te begeleiden. Toch zijn z’n ambities niet tweeledig: hij gaat voor het directeurschap. Hiervoor had hij die rol al anderhalf jaar bij het Centre for Language Studies van de universiteit, en ontdekte dat deze hem paste: "Als directeur ben je vooral bezig om het mogelijk te maken dat iedereen zijn werk goed kan uitvoeren. Het is eigenlijk een heel dienende functie, en dat vind ik leuk." Dat deze vacature op zijn pad kwam, was ook niet helemaal toeval. Van den Bosch was al betrokken bij de clustering en veel infrastructurele projecten, waarbij de digitale ondersteuning van het onderzoek centraal staat.

Hans Bennis gaf in zijn afscheidsinterview aan dat hij in eerste instantie te theoretisch werd bevonden als directeur van het Meertens Instituut, geldt dat ook voor jou?

"Zo’n verwijt of angst zegt meer over de historie van het instituut dan over de directeur. Iedere directeur brengt een zekere focus met zich mee, dat is onvermijdelijk. Bij mij is dat al mijn hele wetenschappelijke carrière het gebruik van computers in geesteswetenschappelijk onderzoek. En dan houd ik me ook nog heel specifiek bezig met de computationele taalkunde – grof gezegd een combinatie van taalkunde en informatica. Maar de manier waarop ik onderzoek doe wil ik zeker niet aan anderen opdringen. De komende weken heb ik met alle medewerkers een individueel gesprek, en dan wil ik weleens horen met wat voor data mensen hier werken, en of ze überhaupt met data werken. Wie ben ik om te zeggen: jij moet ook datagedreven onderzoek gaan doen?"

Het Meertens Instituut heeft van oudsher twee onderzoeksrichtingen: de taalkunde en de etnologie. Is de etnologie voor jou als taalkundige nieuw terrein?

"Het is grotendeels nieuw terrein, maar ik heb het vakgebied alvast een beetje kunnen verkennen toen ik promotor was van Folgert Karsdorp. Hij deed bij Theo Meder computergestuurd onderzoek naar de veranderingen in hervertellingen van volksverhalen, zoals het sprookje Roodkapje. Folgert komt ook uit de taalkunde en moest zich inwerken in de etnologie; via hem heb ik eigenlijk een heel nieuw vakgebied ontdekt. Ik heb ook affiniteit als leek met ander etnologisch onderzoek dat hier plaatsvindt. Ik zal twee voorbeelden geven. Ik zit in het bestuur van de stichting Sint Aegten in Sint Agatha, een klein dorpje bij Cuijk. Daar staat het langst bewoonde klooster door geestelijken in Nederland. Samen met de stichting Erfgoed Nederlands Kloosterleven beheren wij een depot van opgeheven kloosters. En met die mensen bestaan weer links met religieonderzoeker Peter Jan Margry. Verder heb ik me, als geïnteresseerde leek, verdiept in de geschiedenis van mijn huidige woonplaats Groesbeek. Het is in de oorlog grotendeels verwoest omdat het in de vuurlinie lag. In totaal zijn er 247 wederopbouwboerderijen neergezet; die kun je allemaal terugvinden in de database van wederopbouwboerderijen van etnologe Sophie Elpers. Etnologische onderzoeksvragen interesseren mij net zo goed als taalkundige vragen. Als een willekeurige onderzoeker me uitlegt wat hij of zij doet, krijg ik al snel het gevoel: dat is cool."

Zet je de komende jaren de beleidskoers van Hans Bennis voort, of heb jij andere ideeën?

"Hans had een koers die vooral gericht was op onderzoek. En daarnaast zette hij in op infrastructuur. Door grote projecten binnen te halen als Clariah en Nederlab is het Meertens Instituut een belangrijke speler geworden in infrastructureel onderzoek. Het is ook goed dat het Meertens Instituut die rol op zich neemt, want er is bijna geen universitaire groep die dergelijke lange termijnprojecten kan doen. Ik ga daar dus zeker mee verder, wat heel logisch is, want ik ben al langer betrokken bij projecten als Clariah. We moeten subsidieaanvragen blijven doen voor infrastructuur, maar net zo goed voor onderzoek. Ik kom bij onderzoekers veel frustratie tegen, omdat de afvalpercentages zo gigantisch zijn. Maar ik zou meer in willen zetten op Europese subsidies."

"De aanvraag van Europese projecten is een vervolgstap die we als Nederland veel meer zouden moeten maken. Nederland heeft nogal de neiging om in zichzelf gekeerd te zijn: neem alleen al de ‘nationale’ wetenschapsagenda. Niemand stelt ooit een vraag bij dat eerste woord. Maar een wetenschapsagenda kan toch helemaal niet nationaal zijn? Ik werk in een internationaal vakgebied en dat geldt net zozeer voor de onderzoekers van het Meertens Instituut. Ik zal het stimuleren om nog meer Europese aanvragen te doen en Europese partnerschappen aan te gaan."

"Ik ben me er ook van bewust dat er een spanning is tussen de technologie en het onderzoek. Onderzoekers moeten vertrouwd raken met de technologie, en zich tegelijkertijd bewust zijn van de beperkingen. Onderzoeksvragen vanuit de geesteswetenschappen zijn namelijk veel complexer dan de antwoorden die de infrastructuur kan bieden. Echte geesteswetenschappelijke vragen zijn vragen waarvan je denkt: geweldig. Over hoger niveau-patronen, over het hoe en waarom. De vragen van het Meertens zijn vragen over verandering en dynamiek, dat zijn grote vragen. En er komt geen computerprogramma met heel veel data en één groene knop waarop je maar hoeft te drukken om zo’n grote vraag te beantwoorden. Zo’n groene knop ontbreekt, en die komt er ook niet."

Hoe kijk je naar het Meertens Instituut binnen het nieuwe Humanities Cluster (HuC)?

"Het HuC is de ruggengraat van de instituten. Er is al een gezamenlijke bedrijfsvoering en het gezamenlijke onderzoek moet nog groeien. De instituten hebben hun eigen missies maar zullen daarnaast ook gezamenlijke missies hebben. Dat geven we nu vorm in een nieuwe digital humanities-groep met onderzoekers uit alle drie de instituten.  En dat is mooi want naar de buitenwereld toe ben je dan een heel grote club, zoals zelden eerder is gezien."

In Het Parool zei je deze maand dat je hoopte dat meer onderzoekers mogen aanschuiven bij De Wereld Draait Door (DWDD). Moet het instituut zich meer mengen in het maatschappelijk debat?

"In Het Parool zei ik het volgende: wanneer onze experts aanschuiven bij DWDD, dan hoop ik dat ze een genuanceerd verhaal mogen vertellen. De dag dat dat artikel verscheen, belde DWDD meteen op voor een uitgebreid gesprek. Mijn boodschap aan de media: genuanceerd, of anders niet. Ik ga geen oneliners genereren, want die zijn supergevaarlijk, zeker als het over beladen onderwerpen gaat als racisme. Dit is trouwens wel echt iets nieuws voor mij. De universitaire letterenfaculteit is ook van alle markten thuis, maar het Meertens is blijkbaar een in het oog lopend vangnet voor vragen over taal en cultuur. Terecht denk ik, het laat zien dat mensen ons kennen. Moeten we ook zelf meer naar buiten treden? Misschien, maar wel altijd met een genuanceerd verhaal."

Foto's: 1. Antal van den Bosch voor het bureau bekend van Voskuil (door Simone Wolff); 2. Klooster Sint Agatha, Wikimedia Commons, door I, LooiNL, CC BY-SA 3.0; 2. Spinhuis, waar het Meertens Instituut sinds oktober 2016 gehuisvest is (door Gert Jan van Rooij).

Lees ook:

* Roodkapje gevangen in een computermodel

* Boerderijen in de Tweede Wereldoorlog: 'dragers van identiteit, traditie en status'

Dit artikel is verschenen in de digitale nieuwsbrief van het Meertens Instituut. Ook abonnee worden? Klik hier.