Uitgelicht
Publicatiedatum: 7 december 2018

‘Huisgeluiden brengen je terug in de tijd’

Het Meertens Instituut beschikt over 6000 uur aan geluidsopnames: daarop zijn verhalen van dialectsprekers te horen, het Nederlands van emigranten, oude volksliedjes en volksverhalen. Onderzoekers bestuderen de taal en de muziek van deze opnames. Maar Elise ’t Hart luistert op een heel andere manier. Als eerste artist in residence van het Meertens Instituut brengt zij de achtergrondgeluiden van de originele opnames tot leven in een serie podcasts.

door Mathilde Jansen

Het gefluit van een fluitketel, het getik van een oude koekoeksklok, of het gerinkel van een theelepeltje in een porseleinen kop-en-schotel. Het zijn geluiden van vroeger, die je weer even terugbrengen in de woonkamer uit je jeugd of van je opa en oma. Die huisgeluiden zijn ook terug te vinden in het geluidsarchief van het Meertens Instituut, die opnames bevat vanaf de jaren 1920. En juist naar deze achtergrondgeluiden speurt kunstenaar Elise ’t Hart de komende maanden. “Ik vind het belangrijk om geluiden voor later te bewaren”, zegt ze. “Ze brengen je even terug in de tijd.”

Bewaren voor de toekomst

Tijdens haar studie aan de Utrechtse kunstacademie raakte ’t Hart gefascineerd door geluid. “Ik kom uit een muzikantenfamilie, dus heel gek is het niet”, zegt ze hierover. Wel bewandelde ze een heel eigen weg, want de studenten om haar heen waren vooral aan het schilderen of aan het beeldhouwen. ‘t Hart begon met filmen: “Zo filmde ik vrouwen die op hakken liepen, wat mijn een thuisgevoel gaf, omdat mijn moeder dat altijd deed. Tiktak-tiktak. En daarna filmde ik het uitzicht van mijn studentenkamer. Ik haalde het geluid eruit en maakt het na met synthesizers. Die reconstructie plaatste ik onder de filmpjes. Het dwong me om heel goed luisteren.”

Toen ze bij haar oma op de bank zat werd ze zich opeens bewust van het geluid van de uurwerken die er tikten en dacht: dit moet ik bewaren voor de toekomst. Op dat moment ging ze de geluiden echt verzamelen. Het leidde tot de oprichting van het Instituut voor Huisgeluid.  ’t Hart definieert huisgeluiden als ‘geluiden die voorkomen binnen de muren van het huis’. Dat kunnen dus ook geluiden zijn die van buiten komen.

“Ik begon met het opnemen van geluiden die mensen wilden bewaren. Zoals bij iemand die naar een nieuwbouwwijk verhuisde, en het geluid van de krakende vloeren waarop zijn kinderen waren opgegroeid mee wilde nemen. Ook kwam ik bij iemand die kleiner ging wonen, en de geluiden van haar kippen en andere rondlopende beesten mee wilde nemen.”

Geluiden bepalen de sfeer

Op het Meertens Instituut beluistert ‘t Hart vooral de originele opnames van de platen en wasrollen en niet de ‘gepolijste’ die de onderzoekers gebruiken. De huisgeluiden zijn daarin soms minder goed te horen. Terwijl ze heel veel zeggen over de sfeer: “In het begin van de meeste opnames is de sfeer nog wat stroef, en komt de interviewer nog aan het woord, maar op een gegeven moment wordt het gesprek losser. Er wordt gelachen, er worden sigaretten opgestoken en de koffie wordt uitgedeeld.”

Die scenes knipt ze eruit en gebruikt ze voor haar podcast. Ook vult ze de transcripties aan, de uitgeschreven teksten van de geluidsfragmenten, die wetenschappers gebruiken. Want daarin ontbreken die huisgeluiden over het algemeen. ’t Hart probeert de geluiden wel zo neutraal mogelijk te formuleren: “Zo hoorde ik in een opname een knisperend zakje, waarvan ik vermoedde dat het een pakje shag was, maar ik schrijf dan in de transcriptie ‘knisperend zakje’.”

Bij het beschrijven van de geluiden gaat de geluidskunstenaar dus te werk met een welhaast wetenschappelijke precisie. Om voor al die geluiden een woord te vinden, maakt ze voor zichzelf een geluidenwoordenboek. “Veel woorden gebruik ik op een eigen manier: ik maak een onderscheid tussen het tikken van een klok en het tiktakken van een klok. Het woord ‘geluidenpalet’ gebruik ik veel. Onomatopeeën als sissen, luidkeels lachen ‘HAHA’, voeg ik toe. Soms gebruik ik een Engels woord, al doe ik dat liever niet: ‘crispy sound’ bijvoorbeeld is moeilijk te vertalen in het Nederlands: het is net iets scherper dan ‘kraken’.”

Dierengeluiden en andere experimenten

’t Hart vertelt hoe ze bij het struinen door collectie vooral gefascineerd raakte door de geluidsopnames van Louise Kaiser, die deel uitmaken van de collectie Fonetiek. In de podcasts die ze tot nu toe maakte komt een aantal geluiden uit die collectie terug: het geluid van vogels bijvoorbeeld of de ‘klinkersirene’: een aaneenschakeling van klinkers. Douwe Zeldenrust, collectiemanager van het Meertens Instituut, vindt dit ook interessante opnames: “Het is heel experimenteel. Er zitten dierengeluiden in, de glottisslag, gedichten en nog meer bijzondere geluiden.”

Louise Kaiser was de directeur van het Experimenteel Phonetisch Laboratorium en ook de eerste vrouwelijke lector van de Universiteit van Amsterdam. Ze was ook nauw betrokken bij het Meertens Instituut, weet Zeldenrust. “Kaiser was lang penningmeester en lid van de dialectencommissie, die toezag op het werk van het Dialectenbureau, zoals het Meertens Instituut toentertijd heette. Met Meertens is ze mee geweest naar Urk in 1931. En Jo Daan, tot haar pensioen in 1975 hoofd van de afdeling dialectologie, was haar studente.”

Een leuk detail: Kaiser werd op latere leeftijd kunstenaar. Misschien dat dit materiaal ’t Hart daarom zo aanspreekt. Als jingle van haar podcastserie gebruikt ze de a’tjes die te horen zijn aan het begin van deze opnames. Die gebruikte Kaiser om te testen of de opnameapparatuur het deed. Zeldenrust: “Dit project werpt een nieuwe blik op onze collecties. Tot nu toe benaderden we die heel wetenschappelijk. Nu wordt het perspectief een klein beetje gekanteld, en dat geeft nieuwe inzichten. Door de huisgeluiden mee te nemen, wordt de luisteraar zich bewuster van deze geluiden om hem heen, wat een verrijking oplevert.”

Foto's: 1. audioarchief van het Meertens Instituut, 2. wasrolletjes uit de collectie, 3. langspeelplaat (copyright Elise 't Hart)

Meer informatie

De podcasts van Elise 't Hart worden gepubliceerd op de website van het Meertens Instituut en op haar eigen website.

Dit artikel is verschenen in de digitale nieuwsbrief van het Meertens Instituut. Ook abonnee worden? Klik hier.