Uitgelicht

Interview Inger Leemans: “Ik zie allerlei prachtige dwarsverbanden tussen het onderzoek van onze instituten.”

Inger Leemans is in oktober vorig jaar aangesteld als interim-directeur van het Meertens Instituut. We zijn nu halverwege haar termijn. Met welke doelen is ze begonnen aan haar directeurschap? En hoe heeft ze het Meertens Instituut leren kennen? 

Door Simone Wolff (red. Mathilde Jansen)

In oktober 2022 ben je aangesteld als interim-directeur van het Meertens Instituut. Waarom heb je hiervoor gekozen?

Omdat het vertrek van de vorige directeur, Antal van den Bosch, redelijk plotseling kwam, besloot het bestuur om eerst binnen de eigen gelederen te kijken. Toen ben ik benaderd en ik heb ‘ja’ gezegd. Niet alleen omdat ik het Meertens Instituut een heel mooi instituut vind, maar ook omdat ik dit als hoofd van NL-Lab in het verlengde van mijn taken vond liggen. NL-Lab is hier gekomen in 2019 als een verbindende onderzoeksgroep tussen de instituten van het Humanities Cluster. Die samenwerking hebben we bewerkstelligd vanuit de onderzoeksgemeenschap én vanuit de collecties.  We hebben verschillende onderzoeksmethodes bij elkaar gebracht in NL-Lab. Dus ik zie een organisatorische doorvertaling van wat volgens mij al heel erg aan de hand is, namelijk allerlei prachtige dwarsverbanden tussen bedrijfscultuur en onderzoekers van het Meertens, Huygens, Internationaal Instituut voor Geschiedenis (IISG) en NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies.

We gaan iets verder terug in de tijd. Weet je nog op welk moment in je carrière je het Meertens Instituut leerde kennen?

Ja, eigenlijk al heel vroeg. Ik kende het Meertens instituut al toen ik een kind was, want mijn moeder, die neerlandica was, werkte hier. Zij had Nederlands gestudeerd in Nijmegen, maar ze had haar scriptie nog niet geschreven omdat ze vroeg trouwde en kinderen kreeg. Dus zij zat haar scriptie te schrijven toen ik drie of vier jaar was. Ik ging dan samen met mijn vader naar het Dialectenbureau, zoals zij het noemden, want haar scriptie ging over sterke werkwoorden en hoe die variëren op de taalgrens tussen Limburg en Brabant, en dan specifiek in het dorp Budel. Budel ligt op de grens tussen Weert en Eindhoven. Daar deed zij dus onderzoek naar en zo wist ik al vroeg van het bestaan van het Meertens Instituut. 

Maar ik heb er pas echt mee kennisgemaakt toen ik zelf Nederlands studeerde. Ik raakte geïnteresseerd in de vroegmoderne tijd. Wij kregen ook les over geschiedenis van liederen en over volksverhalen. Ik heb ooit een keer een werkstuk – een slecht werkstuk geloof ik – geschreven over sprookjes en daardoor kende ik het onderzoek van het Meertens Instituut. 

Ik maak zelf in m’n onderzoek veel gebruik van digitale tekstcorpora, dus ik had voor mijn aanstelling ook al meegekeken met het project Nederlab. Eén van de pilotstudies ging over historische emoties. Daar hebben we toen met verschillende onderzoekers een model ontwikkeld dat nu ook geïntegreerd is in Nederlab Zo ben ik eigenlijk bij het Meertens gekomen. En ik heb stagegelopen bij het Huygens, maar dat was nog voordat de instituten samenwerkten.

Je bent zelf cultuurhistorica. Op welke manier komt dat tot uiting in het onderzoek dat je doet binnen het KNAW Humanities Cluster?

Het onderzoek van NL-Lab over cultuur en identiteit sluit aan bij het Meertens Instituut en slaat ook al een beetje een brug tussen Meertens en Huygens. We kijken bijvoorbeeld ook naar langetermijnperspectieven en dat sluit aan bij de historische onderzoeksbenadering van het Huygens. Ik heb m’n geurproject lopen, waarbij onderzoekers van het Meertens Instituut zijn betrokken. We zijn bezig met een neuswijzer, een gids voor een geurtaal van Nederland en daar hebben taalkundigen Jos Swanenburg, Leonie Cornips, Jeroen van Craenenbroeck en Nicoline van der Sijs ook aan meegeschreven. Dus dat vind ik heel leuk. 

Met etnologen en antropologen zit ik in een onderzoeksproject over intentioneel cultureel erfgoed en ik ben ook druk bezig met UNESCO om te kijken of we iets van geurerfgoed op de kaart kunnen zetten. Wat mij interesseert is de emotionele cultuur van Nederland en hoe die cultuur belichaamd is. En dat is één van de onderzoekslijnen die wij bij NL-Lab proberen uit te zetten. Als je Nederland ziet als een affectieve economie, dan kun je nadenken over hoe we gehecht zijn aan bepaalde praktijken. Dus dat is iets dat we onderzoeken. Het Meertens heeft krachtige onderzoeksgroepen die ook allerlei onderlinge raakvlakken hebben. Denk aan het mens-dieronderzoek dat zich op het snijvlak van taalkunde en de antropologie beweegt, of bij sociolinguïstiek de jongerentaal. Dus ik denk dat wij al heel veel verbanden hebben tussen de dagelijkse cultuur en taal in Nederland. 

Wat zou je nog graag willen bewerkstelligen bij het Meertens?

We hebben een aantal onderzoeksgebieden, die we nog meer vorm kunnen geven richting vragen over klimaat en klimaatontwikkeling. Bijvoorbeeld vanuit de vraag: waar hechten Nederlanders aan? Wat kunnen ze moeilijk loslaten? We zijn ooit begonnen met een klein onderzoekje: NL-Lab-zoekt-boer, om na te denken wat eigenlijk de historische binding is die we hebben gecreëerd als land, als cultuurgebied met de boer. Hoe is zo’n groep en concept emotioneel geladen geraakt? En welke identiteitsvorming is daaromheen ontstaan? En diezelfde vragen kun je stellen over de natuur of over windmolens, of over watertorens. Waarom het eigenlijk zo makkelijk was om die te introduceren in Nederland, terwijl we zo hard tegenover windturbines staan? Dus ik zie allemaal dwarsverbanden, die ik graag wil uitzetten om de expertise die we hebben op het gebied van klimaat nog meer zichtbaar te maken. Ik ben in principe voor een half jaar aangenomen dus zoveel kun je niet doen. Ik wil er vooral voor zorgen dat het instituut de ambities die het heeft uitgezet, waar kan maken.

Ik wil ook de historische tekstbestanden die we hebben nog meer naar buiten brengen, zowel naar onderzoekers als naar publiek. Daar zie ik nog wel missiewerk waarin ook DHLab (onderzoeksgroep voor digital humanities) een belangrijke brug kan slaan. We hebben eigenlijk nog heel veel klaarliggen in onze archieven.