Afgerond onderzoek

Alternatieve geneeswijzen

Het project ‘Alternatieve geneeswijzen’ behelst een onderzoek naar de functies en betekenissen van hedendaagse vormen van faith healing en alternatieve, irreguliere of integratieve vormen van medicatie en behandelwijzen. Op basis van vragenlijsten, veldwerk en media-analyses wordt de brede verbreiding en de groeiende populariteit van niet-medische geneeswijzen in Nederland (a fortiori de Westerse wereld) onderzocht.

Canonisering & Canon van kerkliedtradities

Een intrigerend voorbeeld van culturele verandering (en stabiliteit) is het ontstaan van culturele canons. Canons van bijvoorbeeld literatuur (wat zijn de 'invloedrijkste' romans), filosofie (wat zijn de 'grootste' denkers?), volksverhalen (wat zijn de 'populairste' sprookjes?), of geschiedenis (wat zijn de 'belangrijkste' gebeurtenissen?) worden verondersteld als referentiekader van een gedeelde cultuur. 

Derivationele morfologie van het Nederlands

Binnen het Meertens Instituut is in het verleden veel morfologisch onderzoek verricht, maar dit was altijd gericht op de flexie. In de komende onderzoeksperiode willen we ons met name richten op derivationeel-morfologisch onderzoek, zowel naar de standaardtaal (binnen Taalportaal) als binnen de dialecten (op basis van de grote databestanden die het Meertens Instituut in de loop van de jaren heeft aangelegd en op basis van nieuw uit te voeren surveys) als naar de historische situatie (op basis van onder andere de infrastructuur Nederlab). 

Een Middelfrankisch deletieproces en de levenscyclus van klankverandering

Uitspraakverschillen evolueren vaak via grammaticaal verschijnsel tot een permanente verandering in de vorm van woorden. Dit proces, dat bekendstaat als de levenscyclus van klankverandering (Bermúdez-Otero 2015), verloopt langzaam, altijd in dezelfde richting, maar niet overal in hetzelfde tempo. 

Hebben en zijn

Zowel tussen de verschillende variëteiten van het Nederlands als tussen de verschillende talen bestaat er een grote variatie in het gebruik van hebben en zijn. Hetzelfde geldt voor het gebruik van de datief. Dit kan goed geïllustreerd worden aan het verschil tussen het Nederlands en het Engels. 

Het afslijten van inflectie

Vaak wordt verondersteld dat intensief taalcontact leidt tot het verlies van flectie; zulks zou het gevolg zijn van het feit dat inflectionele morfologie lastig te leren is voor tweedetaalverwervers. Een systeem zonder flectie zou dus eenvoudiger zijn; dat is de reden waarom in de geschiedenis van het Nederlands het verdwijnen van bijv. casus en grammaticaal geslacht zijn oorsprong steeds lijkt te vinden in stedelijke gebieden. 

Het ontstaan van complexe werkwoordconstructies in het Germaans

Alle Germaanse talen kennen complexe werkwoordconstructies met twee of meer hulpwerkwoorden, zoals: Ik moet kunnen komen / I must be able to come of Ik heb/ben kunnen komen / I have been able to come. De periode van ontstaan en de voorwaarden waaronder verschillen per taal, waardoor er tussen de talen allerlei variatie bestaat. 

Industrial farming in the Netherlands

Dutch pig farming practices posit urgent questions concerning animal subjectivity, animal welfare, environmental problems and precarious human and animal living and working conditions. The widespread of industrial farming as the dominant model of ‘modern’ farming shapes specific ways in which animals are made to live and die, and the forms...

Microvariatie in Taalverandering

Hoewel patronen in de manier waarop talen veranderen vergelijkbaar zijn, voltrekken veranderingen zich niet noodzakelijk even snel. Deze observatie leidt tot een van de meest fundamentele vragen in de taalkunde: wat veroorzaakt taalverandering? Taalveranderingen kunnen enerzijds verklaard worden uit grammaticale eigenschappen van de taal zelf (interne triggers), en anderzijds uit de socio-culturele contexten waarin de taal wordt gebruikt (externe triggers). Hoe de grammatica en de sociaal-culturele context interageert is echter verre van duidelijk.

Nederlands buiten de Lage Landen

In de periode van het onderzoeksplan willen we eerste stappen nemen om het Nederlands buiten de Lage Landen in kaart te brengen. Daarvoor is reeds een workshop bij het Lorentz Center aangevraagd en gehonoreerd en er zijn contacten gelegd met diverse onderzoekers die willen samenwerken voor onderzoek naar het taalgebruik binnen Nederlandse gemeenschappen in Australië en bij Mennonieten in Mexico. 

Poëtische vormen in contact

Wanneer talen met elkaar in contact komen, impliceert dit vaak ook dat de culturen met elkaar in contact komen waarin die talen gesproken worden. Voor poëtische tradities heeft dat een dubbel gevolg. In een ‘ontvangende cultuur’ kan de taal veranderen, waardoor bepaalde poëtische vormen minder goed passen (de klemtoon van woorden verschuift bijvoorbeeld, zodat een bepaald metrum minder goed kan worden uitgevoerd); maar de gebruikers van de taal kunnen ook onder invloed van de andere cultuur andere poëtische vormen willen uitproberen. 

Regionale identiteitsconstructie door talige praktijken

In dit project wordt de dubbele rol van ‘taal’ onderzocht: taal is voor mensen een middel om cultuur en een gemeenschap te (re)produceren maar taal vormt zelf ook het hart van een cultuur/gemeenschap. Als groepsidentificaties veranderen, veranderen gemeenschappen, culturen en talen en in die veranderingen construeren groepen zich weer. 

Roots of Ethnolects; extended

Etnolecten, taalvariëteiten die van oorsprong verbonden zijn met bepaalde etnische groepen, zijn geworteld in substraat (de invloed van de oorspronkelijke taal van de etnische groep in kwestie, zoals bijv. het Turks of een dialect van het Arabisch), algemene processen van tweedetaalverwerving en de omringende inheemse dialecten. Zijn de eigenschappen die gedeeld worden door verschillende etnolecten van dezelfde talen terug te voeren op gemeenschappelijke eigenschappen van de substraattalen?

Sociolinguïstische en grammaticale sturing van taalvariatie

In dit project wordt taalvariatie onderzocht als een verschijnsel dat in sociale en culturele interacties optreedt maar wel afgebakend wordt door de (mentale) grammatica van de spreker. De interactie tussen de sociale betekenis van talige vormen aan de ene kant en de beperkingen van de grammatica aan de andere kant, zorgt voor complexe en meerlagige relaties tussen het individu en de wisselende groepen waarmee hij/zij zich identificeert. 

Standaardisering van Nederlandse variëteiten (dialecten, regiolecten)

De standaardtaal is anders dan de Nederlandse dialecten voor een belangrijk deel gevormd door de inspanning van vooraanstaande taalgebruikers, die een keuze maakten uit verschillende taalvormen, die overigens meestal het resultaat waren van natuurlijke ontwikkelingen.

Surinaams Nederlands: verkenning in de breedte en in de diepte

Het Surinaamse Nederlands is nog niet diepgaand onderzocht. Het kent een breed palet aan variatie die samenhangt met het gegeven dat het Surinaamse Nederlands deel uitmaakt van een continuüm dat zich uitstrekt tussen het Sranan Tongo, de voornaamste creooltaal in Suriname, en het Europese Standaardnederlands. 

Veranderende liedtradities

Een fundamentele vraag in de komende onderzoeksperiode naar orale cultuur is waarom sommige culturele artefacten (zoals liederen en verhalen) succesvoller zijn dan andere. Waarom is bijvoorbeeld Roodkapje al meer dan driehonderd jaar een van de populairste sprookjes in de westerse wereld?